Macaronisch gedicht

(It. maccherone = grof en gemengd voedsel; Dts. Nudelverse). Een gedicht waarin twee of meer talen met elkaar worden vermengd om een humoristisch of parodiërend effect te bereiken. Het genre werd genoemd naar de bundel Maccharonea (1490) van de Italiaan T.D. Odassi, maar kwam eerst in de zestiende eeuw tot bloei in het werk van een andere Italiaan, T. Folengo. Zijn oorsprong vindt het in klassiek-Latijnse gedichten waarin verbasterde volkslatijnse of Griekse woorden en uitdrukkingen werden aangewend. Een leuk voorbeeld van een Nederlands-Frans macaronisch gedicht is ‘Chanson d’enfant’ van John O’Mill:

Mon oncle qui,

Mon oncle qui,

Mon oncle qui-

tle ma tante

 

et quand je suis

plus grand je qui-

tlerai ma gouvernante.(uit V. van de Reijt, Ik wou dat ik twee hondjes was, 1982)

Literatuur: J. Dahl, Makkaronisches Poetikum, 1962. F. Genthe, Geschichte der macaronischen Poesie, 1970 (1829). F. Garavini & L. Lazzerini (red.), Macaronee provenzali, 1984. S. Wenzel, Macaronic Sermons. Bilingualism and preaching in Late-Medieval England, 1994.