Raadsel

Gnomische einfache Form (sien Einfache Formen): vraagstukje dat buiten de wetenschappelijke sfeer valt en op een speelse manier, meestal op grond van een vergelijking of woordspeling, de spitsvondigheid van de lezer op de proef stelt. De vroegste raadsels vindt men in de oosterse literatuur. In de Griekse letterkunde zijn ze bekend sinds Homerus (orakelspreuken). De Latijnse klassieken hebben er weinig voortgebracht. Maar in de late oudheid (Symphosius) en de vroege middeleeuwen (Adhelm, Bonifatius) herleeft het genre. Ook de Oudengelse literatuur kent het raadsel, wat opvalt binnen de Oudgermaanse letteren, die voornamelijk heroïsche of religieuze themata behandelen. In de late middeleeuwen zijn heel wat voorbeelden te vinden in de volksboeken (sien Volksboek) en bij de rederijkers(kunst). Pas in de achttiende-negentiende eeuw kent het raadsel als afzonderlijke literaire vorm weer een opleving in de familiebladen, almanakken en jeugdlectuur. Vormen van raadsel zijn o.m. letterraadsel, beeldraadsel (Rebus), homoniem (sien Homonymie) en anagram. Zie ook Recreationele taalkunde.

M. Hain, Rätsel, 1966. E. K. Maranda, ‘The Logic of Riddles’ in P. & E.K. Maranda,  Structural Analysis of Oral Tradition, 1971, pp. 189-232.  T. Augarde, The Oxford Guide to Word Games, 1984. W.J. Pepicello & Th.A. Green, The Language of Riddles. New perspectives, 1984.G. Gillespie, ‘The Relevance of Irrelevance: games and puzzles in the humoristic tradition since the Renaissance’ in Journal of Literary Studies, 1995, 3-4, pp. 62-81. W. Braeckman, ‘Bijdrage tot de studie van het raadsel: gedrukte raadselboekjes’ in Volkskunde, 2004, pp. 121-145.