Wagenspel

 Bij de rederijkers een toneelstuk esbat(t)ement, klucht ) dat op een platte wagen werd gespeeld, zoals de scène met Masscheroen in het mirakelspel Mariken van Nieumeghen (ca. 1500). Later werd de term ook gebruikt voor spelen die op een wagen werden gespeeld tijdens rustpauzes in een processie (vandaar ook processiespel). Het wagenspel vertoont veel gelijkenis met de Engelse pageant. Zie ook tableau.

Literatuur: B.H. Erné, ‘Over wagenspelen’ in Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, 1931, pp. 223-240; ook in G. Kazemier (red.), Literatuurbeschouwing in meervoud, 1973, pp. 86-103.  L. Peeters, ‘Het Wagenspel van Masscheroen’ in De nieuwe taalgids, 1971, pp. 90-111.  H. Kindermann, ‘Das Publikum der religiösen Spiele in den Niederlanden’ in Das Theaterpublikum des Mittelalters, 1980, pp. 170-192. P.F. Eligh, ‘Nogmaals het wagenspel van Masscheroen’, in De nieuwe taalgids, 1989, pp. 337-342.