Een genootschap of instituut dat wetenschap, letteren of kunst beoefent en bevordert; ook een hogeschool. De term is afgeleid van het Griekse ‘akademeia’. Dat was een olijventuin in de buurt van Athene die o.a. aan de held Akadèmos was gewijd en waar Plato vanaf 387 v. C. filosofie doceerde. Naar dit voorbeeld ontwikkelden zich tijdens de renaissance in Italië academies uit dispuutgenootschappen. De eerste moderne academie, de zgn. Accademia Platonica, werd rond het jaar 1462 gesticht in Firenze onder impuls van Cosimo de Medici. De Accademia della Crusca (1582) zou zich als eerste bekommeren om de zuiverheid van de (Italiaanse) taal, een zorg die later alle (nationale) taalkundige academies zou kenmerken. Dat instituut stelde in de loop van de zeventiende eeuw dan ook het eerste, normatieve woordenboek van het Italiaans op, waarbij het taalgebruik van Dante, Petrarca en Boccaccio richtinggevend was.
De Académie française werd officieel opgericht door kardinaal Richelieu in 1635 als één van de vijf academies binnen het Institut de France. Ze bestaat uit veertig voor het leven verkozen leden, de zgn. ‘immortels’ of onsterfelijken; grote auteurs als Molière, Diderot, Balzac en Flaubert waren echter nooit lid. De voornaamste doelstelling van de Académie is het gebruik van de Franse taal uit te breiden en te verbeteren. Daartoe werd begonnen met de uitgave van een Dictionnaire de la langue française.
In Amsterdam riep Samuel Coster al in 1617 de Nederduytsche of Eerste Duytsche Academie in het leven; het was o.m. een theatergezelschap annex -gebouw dat, tegen de als ouderwets afgedane rediijkkamers (kyk Rederijkers (kunst))in, modern toneel op de planken bracht (o.a. Hoofts Warenar en Bredero’s Spaenschen Brabander). Met een nieuw gebouw ontstond in 1622 de Tweede Duytsche Academie. In Antwerpen werd in 1663 de (tegenwoordig Koninklijke) Academie voor Schone Kunsten opgericht. De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent (KANTL) bestaat sinds 1886 – toen heette ze echter Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde. Een dergelijke koninklijke academie is er in Nederland niet: de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (Leiden), gesticht in 1766, is geen officiële instelling. In de overkoepelende Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (KNAW) en de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten zijn ook neerlandici bedrijvig.
Als gesloten groepen hebben academies doorgaans een conserverende en normerende invloed. Hun leden worden immers voorgedragen en benoemd door bestaande leden. Vaak waren het ook bastions van mannelijk denken. Academies bewaren en regelen het taalgebruik en de ‘schone letteren’ binnen een bepaald land of taalgebied. Vandaar dat het adjectief ‘academisch’ nogal eens een pejoratieve bijbetekenis heeft: schools, ongeïnspireerd, alleen naar erkende modellen werkend. In uitdrukkingen als ‘een academische vraag’ staat het voor theoretisch, niet in de praktijk toepasbaar.