(Gr. apokryphos = verborgen, geheim). 1. Aanduiding voor teksten die niet als canoniek erkend zijn in godsdiensten die een canon* van heilige geschriften opgesteld hebben. Vooral met betrekking tot het OudeTestament is er een zekere terminologische verwarring. De katholieke en de orthodoxe kerk gebruiken de term apocrief voor joodse en christelijk-religieuze teksten die niet opgenomen werden in de lijst van canonieke werken. De protestanten spreken hier van pseudepigrafen. Zij reserveren de term apocrief voor die boeken of delen van boeken (bv. Tobias, Judith) die de katholieken en orthodoxen deuterocanoniek noemen, omdat ze niet in de joodse canon opgenomen zijn. Een voorbeeld van een apocriefe evangelietekst is het zgn. Thomasevangelie, in 1945 opgedoken in Egypte. In zijn Jezusroman De zoon van de Panter (1996) verwerkt Paul Claes een aantal apocriefe teksten.
2. Geheime boeken van religieuze sekten.
3. Tekst die ten onrechte wordt toegeschreven aan een bepaald auteur.