(dageraadslied; Fr. aube, Eng. dawn song, Dts. Tagelied, Sp. alba). In het algemeen: morgengroet aan een geliefde (t.o. serenade). Meer in het bijzonder: liedvorm, ontstaan tegen het einde van de twaalfde eeuw, waarin geliefden hun spijt uitdrukken over het opkomen van de nieuwe dag (Lat. albus = wit, helder). Het genre zou gegroeid zijn uit de wachtersliederen, waarin de nachtwaker vanop zijn toren het einde van de nacht en het begin van de dag aankondigde.
Bv. Chaucer, Troilus and Criseyde (ca. 1380), Book III.
P.C. Hooft, ‘Galathea, ziet den dag komt aan …’ (1602).
Literatuur: A.T. Hatto (red.), Eos. An Enquiry into the Theme of Lovers’ Meetings and Partings at Dawn in Poetry, 1965. P.K. King, Dawn Poetry in the Netherlands, 1971. G. Sigal, Erotic Dawn-Songs of the Middle Ages. Voicing the lyric lady, 1996.