(Dts. Bildgedicht). Gedicht dat geïnspireerd is op een werk uit de plastische kunst. Dergelijke gedichten kunnen beschrijvend, kritisch of interpreterend zijn. Zij kunnen het werk ook als uitgangspunt nemen voor lyrische beschouwingen, kunsttheoretische uitspraken of meningen over de maker van het werk. In heel wat gevallen stellen zij de problematiek van de eigenheid van de poëzie tegenover het plastische kunstwerk. Naast het eigenlijke beeldgedicht onderscheidt men ook cumulatieve beeldgedichten, die een heel oeuvre of een deel daarvan als onderwerp hebben, en fictieve beeldgedichten, die een onbestaand kunstwerk evoceren. Het genre kende een grote bloei in de zestiende en zeventiende eeuw en een opleving in de twintigste eeuw.
Bv. G. Marino, La Galeria (1615/20).
H. Claus, ‘Visio Tondalis’, uit Een geverfde ruiter (1961).
Zie ook epigram en portretgedicht.
Literatuur: G. Kranz, Das Bildgedicht. Theorie-Lexikon-Bibliographie, 1981. Literatuur: U. Weisstein, ‘Das Bildgedicht: geschichtliche und poetologische Betrachtungen’ in Id. (red.), Literatur und Bildende Kunst, 1992, pp. 152-157. A. Zuiderent, ‘Beeld, abstractie en poëtische boventonen: over beeldgedichten en muziekgedichten’ in Voortgang, 1995, pp. 249-262. H. Brems, ‘”Binnen of buiten. Of het iets uitmaakt”: over enkele beeldgedichten van Willem van Toorn’ in M. van Vaeck e.a. (red.), De steen van Alciato, 2003, pp. 129-144.