Bijbelinterpretatie

Met het oog op een juiste interpretatie van de geloofsinhoud van de Bijbel kwam reeds vroeg een Bijbelse hermeneutiek tot stand, die ook de ontwikkeling van de literaire interpretatieleer zou beïnvloeden. Verschillende interpretatieschema’s werden ontwikkeld. 1. In een letterlijke (historische) lezing poogt men de oppervlaktebetekenis van de tekst te achterhalen zoals direct bedoeld door de auteur. 2. De allegorische (theologische) leeswijze is gericht op het ontdekken van symbolische betekenissen die verborgen liggen onder de oppervlaktestructuur. De typologische interpretatie, in feite een toepassing van het allegorisch principe, beschouwt het Oude Testament (personen, objecten, gebeurtenissen) als een voorafspiegeling van (personen, objecten en gebeurtenissen uit) het Nieuwe Testament. 3. De tropologische of morele interpretatie leest de Bijbel als een richtlijn voor het menselijke handelen. 4. In een anagogische (eschatologische) lectuur zoekt men naar de ultieme spirituele betekenis van een passage, naar haar relevantie in het licht van het eeuwige leven na de dood.

Eén passage kan op verschillende van die niveaus gelezen worden (ook afhankelijk van het soort tekst). Toch stonden de vermelde interpretatieschema’s oorspronkelijk veeleer in een concurrentiële relatie. Sinds de kerkvaders ging de hoofdaandacht naar de viervoudige zin van de Bijbelteksten zoals die in het volgende rijmpje (uit de dertiende eeuw) geresumeerd wordt:

            Littera gesta docet, quid credas, allegoria

            Moralis, quid agas, quid speras, anagogia

Dit viervoudige schema van letterlijke (die de feiten onderwijst), allegorische (wat men moet geloven), morele (hoe men moet handelen) en anagogische (waarop men moet hopen) interpretatie was vanaf de twaalfde eeuw tot de renaissance wijd verspreid en goed gekend. Het heeft ongetwijfeld invloed uitgeoefend op literaire werken uit die periode (bv. Roman de la Rose, Chaucer, Chrétien de Troyes, de latere emblematiek en iconologie), maar hoever die invloed precies reikt, d.w.z. de mate waarin die werken effectief op vier niveaus werden gecomponeerd, is nu vaak moeilijk te achterhalen.

Tijdens de renaissance en de hervorming kwam de Bijbelinterpretatie in de ban van de tekstkritiek. Men ging op zoek naar handschriften en trachtte via vergelijking het oorspronkelijke woord van God te reconstrueren. De hervorming veroorzaakte ook een breuk tussen protestanten en katholieken. Terwijl deze laatsten veeleer terughoudend waren en een apologetische houding aannamen, stimuleerden de protestanten het Bijbelonderzoek. In de zeventiende eeuw was vooral de historische Bijbelkritiek van R. Simon belangrijk. Hij probeerde op basis van linguïstische, historische, archeologische en geografische gegevens de letterlijke betekenis te reconstrueren, wat hem door de katholieke kerk niet in dank werd afgenomen (kritiek o.m. van Bossuet). In de negentiende eeuw zou de Bijbelinterpretatie belangrijke vorderingen maken: naast de kritische uitgave van Westcott en Hort zijn de bijbelinterpretaties van Lagrange te vermelden, alsmede de theoretische visie van Schleiermacher, die voor de ontwikkeling van de literaire hermeneutiek van groot belang was.

In de twintigste eeuw is vooral de ‘formgeschichtliche Methode’ van Bultmann vernieuwend geweest. Deze protestantse theoloog pleitte voor een grondige analyse van kleine literaire eenheden perikopen ( kyk perikoop) om via inzicht in de vorm en de veranderingen van het tekstmateriaal criteria te ontwikkelen voor de datering. Met deze historisch-kritische aanpak wilde hij de Bijbel ‘ontmythologiseren’, d.w.z. ontdoen van elementen uit de Joodse en Griekse mythologie, zodat de kern van de boodschap, de zin onthuld werd. Bultmann was sterk beïnvloed door Heidegger en beschouwde de Bijbel als een existentieel-historische realiteit (Sitz im Leben). De teksten van het Nieuwe Testament moeten begrepen worden vanuit het milieu waarin ze zijn ontstaan: de vroege kerk. Zijn werk ligt aan de basis van een kritische bevraging van de traditionele Bijbelinterpretatie (crisis van het theologische modernisme). Het antwoord op Bultmanns fragmentarische aanpak kwam van de zgn. Redaktionsgeschichte die opnieuw de eenheid en het specifieke karakter van elk van de vier evangelies onderlijnt. De laatste decennia heeft men dikwijls de historische benadering verlaten voor een ver doorgedreven actualisering, maar de zoektocht naar de ‘werkelijkheid’ werd nooit helemaal gestaakt. Het Amerikaanse ‘Jesusseminar’ bv. (N. Wilson, J. Crossan) legt zich volledig toe op de reconstructie van de historische Jezusfiguur.

De Bijbelinterpretatie, die vroeger uitsluitend religieus was, doet nu meer en meer een beroep op profane methodes van tekstonderzoek. De invloed van het structuralisme (R. Barthes, A.J. Greimas) op de exegese is zeer groot. De complexe aanpak van Greimas leent zich uitstekend tot de analyse van kleine teksteenheden. De Bijbelinterpretatie werd verder beïnvloed door een materialistische lectuur van teksten, maar ook door de psychoanalyse die de verborgen dieptepsychologische mechanismen van de teksten aan het licht brengt (bv. E. Drewermann). De feministische Bijbellezing wil vooral de eenzijdigheid van een mannelijke benadering bijsturen. Omgekeerd raakte ook de literatuurwetenschap in de ban van de Bijbel. In Femmes imaginaires (1986) kiest Mieke Bal het Oude Testament als onderzoeksveld om narratologie, feminisme en Bijbel met elkaar te verbinden.

Literatuur: H. de Lubac, Exégèse médiévale. Les quatre sens de l’écriture, 3 vols., 1959-1964. N. Frye, The Great Code. The Bible and Literature, 1982. E. Drewermann, Tiefenpsychologie und Exegese, 19923 (2 vol.). N. Frye, The Great Code: the Bible and literature, 1982. D. de Geest & J. Bulckens, De verborgen rijkdom van bijbelverhalen. Theorie en praktijk van de structurele bijbellezing, 1986. J. Bonsen, Verlaat het vaderhuis. Een materialistische exegese van het Lucasevangelie, 1986. E. Schüssler-Fiorenza, But She Said. Feminist Practices of Biblical Interpretation, 1992. Literatuur: J. Goedegebuure, De Schrift herschreven: de veelvormige rok. De bijbel in de moderne literatuur, 1993-96 (2 vol.). Cl. Coulot (red.), Exégèse et herméneutique: comment lire la Bible?, 1994. W. Stoker (red.) De Schriften verstaan. Wijsgerig-hermeneutische en theologisch-hermeneutische teksten, 1995.