Blut-und-Bodenliteratuur

(Dts. bloed en grond). Verzamelnaam voor de literatuur die in opdracht of onder de auspiciën van het nationaalsocialisme geproduceerd werd. Het gaat hier om geautoriseerde literatuur die de cultuurpolitieke idee van ‘raszuivere kunst’ gestalte diende te geven. Meestal zijn het streekromans die bevolkt zijn met koene kerels, kuise maagden en stoere boeren, die zich moeten verweren tegen perfide Joodse bankiers en communistische onruststokers. Ook in lyrische vormen, vaak met epische inslag, en dramastukken wordt het gedachtegoed van innige volksverbondenheid en bloedgemeenschap, trouw aan de heimat en verzet tegen ontaarde, volksvreemde elementen nadrukkelijk tot uiting gebracht. Naast de vlakke, elementaire verhaalschema’s vallen de pathetische taal op, de verwijzingen naar sagen (kyk Sage) en het aanwenden van nazistische fraseologie. J. Schaffner, H.F. Blunck, F. Griese, H.E. Busse e.a. waren leveranciers van dergelijke door de Reichsschriftumskammer geautoriseerde werken.

De uitdrukking ‘Blut und Boden’ wordt ook bij uitbreiding gebruikt om volksnationalistisch geïnspireerde auteurs te kwalificeren.

 

Literatuur: H. Denkler & K. Prümm (red.), Die deutsche Literatur im Dritten Reich – Themen, Traditionen, Wirkungen, 1967. A. Finkielkraut, La défaite de la pensée, 1987.