Bovarisme

Term gecrëeerd in 1865 door Barbey d’Aurevilly met betrekking tot de protagoniste van Flauberts Madame Bovary (1857). Hij kreeg een medische betekenis via J. de Gaultier (Le Bovarysme, 1902) en wijst op de vernietigende kracht die resulteert uit fantasiebeelden en verlangens – vaak gevoed vanuit de literatuur – die niet stroken met de werkelijkheid (vgl. met Don Quichot in Cervantes’ gelijknamige roman). De neiging van de mensen om te geloven dat ze zijn zoals ze zouden willen zijn en om zich vast te klampen aan een illusoir en onbereikbaar geluk, beschouwt Flaubert als de oorzaak van veel onheil. Bij Emma Bovary leidt die houding tot zelfdoding.

Literatuur: Sh. Felman, La folie et la chose littéraire, 1978.