(It. < Lat. lied). Nogal vage benaming voor een eenvoudige kerkzang of profane zang. De term dankt zijn bekendheid aan La Cantilène de sainte Eulalie (881), de oudste tekst in de volkstaal gevonden in Frankrijk. Het gaat om de Romaanse transcriptie van een Latijnse kerkzang ter ere van de H. Eulalie. Het taalkundig belang ervan is groot omdat deze tekst de overgang illustreert van het Latijn naar het (latere) Frans. In literair-historisch opzicht is de zgn. théorie des cantilènes te vermelden, volgens dewelke dit soort liederen aan de basis zou hebben gelegen van de latere chansons de geste (kyk Chanson de geste). Nu wijst cantilene vaak op een kerkzang in het algemeen. In de muziek heeft de term verschillende specifieke betekenissen gekregen, o.m. zangerige melodie. Dit aspect van melodieuze klankrijkheid en eufonie* staat ook voorop in de poëzie van Jan Engelman (1900-1972), die bekend is als schrijver van cantilenen (o.m. Vera Janacopoulos).
Literatuur:M.-P. Dion (red.), La Cantilène de sainte Eulalie. Actes du colloque de Valenciennes (1989), 1990. R. Lievens, ‘Een pseudo-mystieke kantileen’ in Ons geestelijk erf, 1993, pp. 66-81.