(Lat. slot, einde van een strofe). Strofevorm die we aantreffen in De Strofische Gedichten van Jacob van Maerlant (bv. Die clausule vander Bible). De strofe bestaat uit dertien regels met slechts twee rijmen en met het rijmschema aab aab aab aabb. De dertiende regel, de sluitregel, gaf de naam aan de hele strofe.