Communicatieniveaus (narratieve -)

Term waarmee aangegeven wordt dat in een verhalende tekst een communicatiesituatie tot stand wordt gebracht op verschillende niveaus:
1. tussen de personages onderling (bv. dialogen): de communicatie geschiedt binnen het kader van de fictionele wereld;
2. tussen de vertelinstantie en de toegesproken lezer-in-de-tekst: de communicatie betreft de overdracht van de fictionele geschiedenis binnen het kader van de tekst en dit op een wijze die zelf fictioneel en conventioneel bepaald is (gebruik van eerste- of derdepersoonsvertelling, het al dan niet expliciet aanspreken van de lezer, enz.);
3. tussen de auteur en de lezer als werkelijk bestaande personen: de communicatie overstijgt hier zowel de fictionele wereld (cf. 1) als het door de tekst opgezette rollenspel tussen ‘verteller’ en ‘lezer’ (cf. 2); m.a.w. de tekst zelf wordt hier het voorwerp van empirische communicatieve overdracht eerder dan een kader voor fictionele communicatie.
Een aantal variaties op dit basisschema zijn mogelijk. Zo zijn er verhalen denkbaar waar de personages onderling niet communiceren (niveau 1). Anderzijds kan het tweede niveau verdubbeld worden d.m.v. inbedding (verteller A vertelt dat verteller B vertelt dat …). Tot slot maakt dit schema abstractie van de zgn. implied author, welke men kan zien als een uit de tekst af te leiden mentale voorstelling van de auteur. De implied author is ‘meer’ dan de verteller, maar ‘minder’ dan de auteur, zodat we hem tussen de niveaus 2) en 3) kunnen situeren.
Vermelden we nog dat auteurs, vooral in de postmoderne (kyk Postmodernisme) traditie, de lezer soms op een dwaalspoor willen brengen of hem dwingen tot een reflectie op de narratieve conventies door een loopje te nemen met al deze onderscheidingen (bv. J. Fowles, The French Lieutenant’s Woman, 1969).