(Lat. comparatio = vergelijking; vandaar ook vergelijkende literatuurstudie). Onderdeel van de literatuurstudie dat op methodische wijze, door het zoeken van analogieën, verwantschappen en invloeden, literaire teksten onderling of literatuur en andere kunsten en media (interartistiek of intermediaal comparatisme) en geestesuitingen met elkaar in verband tracht te brengen om ze beter te beschrijven, te begrijpen en te waarderen. De te vergelijken ‘teksten’ kunnen al dan niet ver van elkaar verwijderd zijn in tijd en ruimte.
Wat voor vergelijking in aanmerking komt, hangt af van de visie die men heeft op literatuur, van het onderzoeksobject en van het doel dat men nastreeft. In principe is nl. alles vergelijkbaar: een hele hiërarchie van niveaus (lexicale, stilistische, structurele en semantische aspecten van een tekst, van een heel oeuvre, van een hele periode, van een genre, van een nationale literatuur …) kan worden opgesteld, zodat de teksten in kwestie, naar gelang van object en doel van onderzoek, op elk vlak in verband kunnen worden gebracht.
Wat de aard van het verband tussen die verschillende mogelijke vergelijkingsniveaus betreft, wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen invloed en verwantschap (of overeenkomst). De invloedenstudie beschrijft genetische relaties (Gr. genos = rechtstreekse afstamming) tussen twee of meer teksten, oeuvres, enz. Deze kunnen vanuit twee verschillende standpunten beschreven worden: vanuit de ‘émetteur’ en vanuit de ‘récepteur’. Eerstgenoemde is de factor (tekst, oeuvre, periode …) van wie de invloed uitgaat: bv. Rousseaus La nouvelle Héloïse (1761) t.o.v. Goethes Werther (1774). De récepteur is de factor die invloed ondergaan heeft.
Gaat men de invloed na van een tekst in het algemeen (zonder dat men een bepaalde récepteur op het oog heeft), dan spreekt men van fortune intellectuelle, werkingsgeschiedenis of doxologie (Gr. doxa = aanzien, roem). Richt men zijn aandacht naar een tekst als récepteur van werken die er mogelijk invloed op hebben uitgeoefend, dan doet men aan bronnenonderzoek of crenologie (Gr. krènè = bron).
Moet beïnvloeding helemaal uitgesloten worden en bespeurt men desondanks toch een bepaalde verwantschap tussen twee of meer teksten, oeuvres, periodes …, dan spreekt men van typologische overeenkomsten of ‘parallèles’. De studie van zulke overeenkomsten (en uiteraard ook van de verschillen) kan wijzen op gemeenschappelijke culturele kenmerken: motieven en thema’s bv. zijn vaak gemeengoed en hun comparatistisch belang ligt dan ook in de eigen literaire vormgeving. Men moet er zich dus wel voor hoeden al te vlug tot beïnvloeding te besluiten. Precies doordat de positivisten aan het einde van de negentiende eeuw overal ‘invloed’ opmerkten, is het comparatisme lange tijd in diskrediet geraakt. Toch is invloed een bestaande realiteit in het literaire leven. Getuige hiervan de eigen naam die verschillende duidelijke vormen van intertekstuele beïnvloeding in de literatuurstudie hebben gekregen: bv. plagiaat, parodie, travestie, enz. (zie ook intertekstualiteit).
Literatuur: D.W. Fokkema, ‘Vergelijkende literatuurwetenschap en het nieuwe paradigma’ in Forum der Letteren, 1981, pp. 179-194. P. Brunel e.a., Qu’est-ce que la littérature comparée?, 1983. D. Durisin, Theory of Literary Comparatistics, 1984. E. Miner, Comparative Poetics: An Intercultural Essay on Theories of Literature, 1990. U. Weisstein, Literatur und Bildende Kunst. Ein Handbuch zur Theorie und Praxis eines komparatistischen Grensgebietes, 1992. P. Zima, Komparatistik. Einführung in die vergleichende Literaturwissenschaft, 1992. S. Bassnett, Comparative Literature. A critical introduction, 1993. Y. Chevrel, Comparative Literature Today: methods and perspectives, 1995. J.L. Haquette, Lectures européennes: introduction à la pratique de la literature comparée, 2005.