(Lat. rechtzetting, herziening, verbetering). Een spreker verbetert zichzelf omdat hij zijn uitspraak als niet passend ervaart (eis van het aptum; cf. decorum); veelal vervangt hij een woord door een sterker woord. Bv. Cicero, 1e Cat.: ‘Vivit? … Immo vero … venit’ (Leeft hij? Hij komt zelfs …).