Couplet

(Lat. copula = verbinding). 1. Verbinding van twee parallelgebouwde verzen. Komt vroeg en veelvuldig voor in de westerse literatuur in de vorm van paarsgewijs rijmende regels (aabbcc …) van acht lettergrepen, gewoonlijk bestaande uit vier jambische voeten. Bestaat het couplet uit twee regels met elk een jambische pentameter*, dan noemt men het ‘heroic couplet’ (zie heroïsch vers). Dit komt vaak voor in verhalende gedichten (o.a. Chaucer) en toneelstukken (o.a. Shakespeare). Door de geschiedenis heen werd het couplet, bestaande uit verzen van verschillende lengte en uit diverse voeten, ervaren als een geschikte basisstructuur voor de ottava rima, het RONDEEL en de rhyme royal, alsook voor het epigram. In de Franse poëzie komt het vooral voor met een rijmende alexandrijn (Corneille, Molière, Lafontaine). Ook in de Duitse en Nederlandse literatuur van de zeventiende en de achttiende eeuw treffen we vaak de coupletvorm aan. Later deden Goethe en Schiller het knittelvers, een tetrametercouplet, herleven. In de twintigste eeuw is het couplet in de poëzie wat in onbruik geraakt.
2. De benaming couplet wordt soms ook gebruikt als synoniem van strofe, vooral in de romance en het lied.
3. In hedendaagse min of meer komische theatervormen (operette, vaudeville …) is een couplet een grappig, kritisch, vaak op de actualiteit betrokken lied met identiek gebouwde strofen die alle eindigen op eenzelfde keerrijm.
Zie ook distichon, stanza, strofe.