(Dts. Doppelbegabung). Het in min of meer evenredige mate begiftigd zijn met twee artistieke talenten. Bij de meest voorkomende vorm van dubbeltalent is één en dezelfde persoon zowel op het literaire als op het plastische domein actief. Doorgaans vertoont het werk van een dergelijk polyvalent kunstenaar, dat over twee kunstvormen verspreid ligt, een zekere eenheid wat thematiek en probleemstelling betreft. Vaak wordt de vraag gesteld naar de gelijkwaardigheid van de in die twee kunstvormen gepleegde werken. Het is een feit dat de respectieve producten van één kunstenaar vaak een verschillende receptie krijgen. In de artistieke praktijk kan Doppelbegabung verschillende vormen aannemen. Een auteur kan picturaal werk maken als illustratie bij zijn werk; een tekst en een grafische voorstelling kunnen als de twee onontwarbare elementen van één bimediaal kunstwerk geconcipieerd worden (vaak in kinderliteratuur); de kunstenaar kan ook zijn literaire en beeldende producties als volkomen los van elkaar functionerende gehelen beschouwen. Bekende dubbeltalenten zijn Michelangelo, D.G. Rossetti, Paul Klee, Wyndham Lewis, en bij ons Lucebert, Hugo Claus en Louis Paul Boon.
Literatuur: C. Will & P.J.A. Winkels, De dubbelbegaafdheid van Jacobus van Looy, 1988. Artists in Two Media, themanummer Word and Image, 1990. J. Elburg e.a. (red.), Lucebert dichter schilder, 1991. Themanummer Bzzletin, 1992. H. Mous, ‘Tien pasklare ideeën omtrent het verschijnsel dubbeltalent’ in Trotwaer: literair tijdskrift, 1999, pp. 245-254.