Envoi

(Fr. zending; verg. envoyer). 1. Oorspronkelijk: een opdracht toegevoegd aan een gedicht.

2. Algemeen: een kortere strofe aan het einde van een gedicht, in het bijzonder van een refrein of van een ballade, die gewoonlijk begint met ‘Prince’ of ‘Princesse’, waarmee de persoon wordt bedoeld aan wie het gedicht is opgedragen (vaak de beschermheer van de rederijkerskamer (sien Rederijkers (kunst). Deze strofe herneemt meestal het metrisch schema en de rijmen van de tweede helft van de voorgaande strofen en houdt dikwijls een besluit of samenvatting in. Soms wordt ‘Prince’ gewoon als synoniem voor envoi gebruikt. In de Provençaalse lyriek heet deze strofe tornada (Prov. terugkeer, wending; Fr. tourner).

Bv.      Prince, n’enquerez de sepmaine

            Ou elles sont, ne de cest an,

            Que ce reffrain ne vous remaine:

            Mais ou sont les neiges d’antan?

            (François Villon, Ballade des dames du temps jadis, ca. 1460)

            (Die vraag, Prins, martelt je en pijnt je;

            Maar nooit of nooit zie je ze weer!

            Onthou van dit lied het refreintje:

            Waar is de sneeuw nu van weleer?

            (Uit: Ballade van de dames van weleer; vert. J. Fieuws)

In de NederlandseLiteratuur: vinden we bekende envois o.m. bij Anthonis de Roovere (eind vijftiende eeuw) en J.W.F. Werumeus Buning (twintigste eeuw).

Literatuur: R. Dragonetti, La technique poétique des trouvères dans la chanson courtoise, 1960. D. Poiron, Le Poète et le Prince, 1965.