Esthetica, esthetiek

1. In zijn etymologische betekenis (Gr. aisthesis = gewaarwording, waarneming): leer van de zintuiglijke waarnemingen en emoties.

2. In afgeleide en nu gangbare betekenis (geïntroduceerd door A.G. Baumgarten in zijn studie Aesthetica, 1758): tak van de filosofie die zich bezighoudt met schoonheid en kunst. Object van onderzoek is hier het schone op zichzelf en in de verschillende verschijningsvormen waarin het zich voordoet (zowel in de natuur als in de kunst). De estheticus vraagt zich af wat het schone is en aan welke voorwaarden moet worden voldaan opdat het schone zou verschijnen (objectief gegeven) én opdat wij iets als schoon zouden ervaren (subjectieve ervaring). In de loop van de geschiedenis – van Plato (o.m. Symposion) tot heden – werd de klemtoon telkens weer van de ene naar de andere pool verlegd. In de tweede helft van de negentiende eeuw hebben zich uit de (algemene) esthetica nieuwe disciplines als de kunstwetenschap ontwikkeld. Deze tracht een antwoord te geven op vragen als: ‘wat is kunst?’, ‘wat is kunstschepping?’, ‘wat is kunstbeleven?’.

Literatuur:D. Cooper (red.), A Companion to Aesthetics, 1992. N. Schneider, Geschichte der Ästhetik von der Aufklärung bis zur Postmoderne, 1996. M. Jimenez, Qu’est-ce que l’esthétique?, 1997. H. Adler (red.), Aesthetics and Aisthesis. New perspectives and (re)discoveries, 2002.