Foregrounding

(Eng. het op de voorgrond plaatsen). Courante term in de poëzieanalyse en de stilistiek, geïntroduceerd door P. L. Garvin als Engels equivalent voor het concept aktualisace uit de Praage school van het structuralisme. Met dit concept wilden J. Mukarovský en B. Havránek, in navolging van de Russische formalisten (sien Formalisme), aanduiden datLiteratuur: de taalautomatismen doorbreekt en ons een vernieuwd en scherper bewustzijn geeft van het verbale medium als zodanig. De ‘normale’, referentiële functie van taal verschuift daarbij naar de achtergrond (zgn. backgrounding). Anderzijds zullen ook binnen de literaire tekst bepaalde kenmerken ‘op de voorgrond geplaatst’ worden tegen de achtergrond van minder prominente componenten en structuren. Deze effecten ontstaan uit de deviaties t.o.v. de normen en regels van de dagelijkse taal (verg. poëtische metaforen, metrum t.o. de natuurlijke ritmes van een taal) en uit het dynamische spel van herhalingen en afwijkingen (verg. alliteraties, parallelisme, stijlfiguren, enz.). Zie ook Autoreferentieel, Formalisme .

Literatuur: P. L. Garvin (red.), A Prague School Reader on Aesthetics, Literary Structure and Style, 1964. W. van Peer, Stylistics and Psychology: investigations of foregrounding, 1986. Y. Tobin (red.), The Prague School and its Legacy in Linguistics, Literature, Semiotics, Folklore, and the Arts, 1988.