(Lat. forma = vorm). 1. In het algemeen een kwalificatie voor eenLiteratuur:benadering die ervan uitgaat dat het specifiek-literaire van een tekst gelegen is in zijn vormgeving, en die daarom een aandachtige vormanalyse bepleit en biografische, psychologische, levensbeschouwelijke, sociologische e.a. categorieën verwerpt als ondoelmatig voor de analyse van een literaire tekst. In de literaire kritiek wordt de term soms aangewend als negatieve aanduiding voor een werk dat een oppervlakkig spel met vormeffecten zou nastreven i.p.v. een wederzijdse integratie van vorm en inhoud.
2. Benaming (oorspronkelijk scheldwoord!) voor het Russische formalisme, d.i. een literair-kritische school in Rusland. Ze ontstond, mede onder invloed van het futurisme*, vanuit twee centra: de zgn. ‘Moskouse Linguïstische Kring’ (1915) met o.m. R. Jakobson, en het minder strikt linguïstische ‘Genootschap voor de Studie van de Poëtische Taal’ (OPOJAZ, 1916). De beweging loste omstreeks 1930 op onder druk van politieke omstandigheden. Sommige leden ervan zetten hun werk verder in het zgn. Tsjechisch of Praags structuralisme*. Na Stalins dood werd het formalistische gedachtegoed in Rusland zelf weer opgenomen in de zgn. sovjetsemiotiek* (o.m. Lotman, Uspenskij).
Volgens het Russische formalisme behoort deLiteratuur:wetenschap zich bezig te houden met het specifiek-literair zijn, de zgn. literariteit* (Russ. literaturnost) van teksten die alsLiteratuur: gelden (reactie tegen positivistisch biografisme en tegen levensbeschouwelijke interpretaties). De Formalisten trachtten te achterhalen hoe literaire taal zich onderscheidt van andere vormen en functies van taalgebruik. Ze smeedden het begrip poëtische functie voor taalgebruik dat de aandacht op zichzelf vestigt (zie Communicatiemodel): door een vermoeilijking van de vorm wordt het taalteken als teken, in zijn autonomie, aanschouwelijk gemaakt. Kernbegrip hierbij is het concept vervreemding (Russ. ostranenie), dat staat tegenover automatisering of gewenning. Door zijn afwijkend taalgebruik kan een kunstwerk het automatische van onze waarneming doorbreken en ons de werkelijkheid op een nieuwe manier doen zien.
Vandaar de nadruk die de Formalisten legden op de technische procedés in proza en poëzie, de zgn. kunstgrepen (Russ. priem), die het neutrale ‘materiaal’ omvormen tot een literair werk dat onze levende relatie met de dingen kan herstellen. In proza bestaat het materiaal uit de zgn. fabula; het resultaat van de toepassing der procedés noemen de Formalisten suzjet, . In poëzie maakt de gewone, niet-artistieke taal het materiaal uit; poëtische kunstgrepen zijn bv. manipulaties van metrum en ritme, allerlei vormen van parallellismen en tegenstellingen, stijlfiguren en tropen.
Aanvankelijk zagen de Formalisten de relaties tussen de geconstateerde procedés over het hoofd (het kunstwerk als loutere ‘som der kunstgrepen’ in Sjklovski’s woorden); gaandeweg verschoof hun aandacht naar de mogelijke functies die de procedés kunnen hebben in het geheel van het literaire werk en, ruimer nog, in een genre of in het literaire systeem (Tynjanov). De verdiensten van de beweging mogen daarom niet gereduceerd worden tot haar bijdragen op het vlak van de analyse van individuele werken. Door gewenning verliezen procedés immers na verloop van tijd hun desautomatiserend vermogen en dan zijn ze aan vervanging toe. Deze vroege theorie van deLiteratuur:geschiedenis als aflossing van procedés werd later vooral door Tynjanov verfijnd en verruimd. Via het Praags structuralisme (vooral Vodicka) hebben diens functionalistische en systemische opvattingen over de literaire evolutie grote invloed uitgeoefend op de moderne Literatuur:beschouwing (bv. op de polysysteem(theorie)).
Literatuur: V. Erlich, Russian Formalism. History, doctrine, 1955. Russies Formalisme. Teksten van Sjklowskij, Jakobson, Ejchenbaum en Tynjanov, 1982 (Sunschrift 182). P. Steiner, Russian Formalism. A metapoetics, 1984. J.J. van Baak, ‘Russisch formalisme’ in R.T. Segers (red.), Vormen van wetenschap, 1985, pp. 13-34.J. Striedter, Literary Structure, Evolution and Value. Russian formalism and Czech structuralism reconsidered, 1989. M. Weinstein, Tynianov ou la poétique de la relativité, 1996. A. van den Oever, ‘Een klap in het gezicht van de goede smaak: symbolisme, avantgarde, formalisme en het probleem van de artistieke vorm’ in H. van den Berg & G. Dorleijn (red.), Avant-garde! Voorhoede?, 2002, pp. 191-204.