Functie

1. In algemeen taalkundige zin: betekenis die woorden, zinnen of tekstfragmenten kunnen krijgen door hun groepering in een zin, tekstgedeelte of hele tekst.

2. In het structuralistisch verhaalonderzoek: de handeling van een personage bepaald door haar specifieke bijdrage tot de ontwikkeling van het geheel der gebeurtenissen (Propp). Op grond daarvan wordt in het Franse structuralisme* (Barthes) een onderscheid gemaakt tussen enerzijds kernfuncties (fonctions cardinales), die a.h.w. het skelet van een verhaal uitmaken, en anderzijds katalyserende functies (catalyses), die de ruimten tussen die kernen opvullen. Samen met indices en informanten (die de sfeer van het gebeuren bepalen, resp. de gebeurtenissen en personages situeren in tijd en ruimte) vormen zij de zgn. ‘functionele syntaxis’ van het verhaal. Zie ook acteur, 2.

3. In de systeemtheorie: de wederzijdse beïnvloeding en afhankelijkheid van elementen binnen een groter geheel. Een element heeft een synfunctie (Tynjanov) wanneer het relaties legt met andere elementen van het systeem waarvan het deel uitmaakt. Met de term autofunctie worden anderzijds relaties aangeduid met analoge elementen binnen het literaire systeem (maar buiten het systeem waarvan het element deel uitmaakt). Archaïsmen in het werk van twee contemporaine dichters kunnen bv. beschouwd worden als hebbende eenzelfde autofunctie (binnen het literaire systeem), terwijl de synfunctie ervan geheel kan verschillen (bv. ironie dan wel plechtstatigheid). Zie ook Polysysteem(theorie).

4. M.b.t. de communicatiesituatie van literaire teksten wordt vooral sinds het Praagse structuralisme de term functie ook gebruikt als gecorreleerd aan diverse factoren die verbale communicatie bepalen. Zo onderscheidt men o.m. referentiële of cognitieve, expressieve of emotieve, appellatieve of conatieve, fatische en metalinguale functies (zie hiervoor Communicatiemodel ). Literaire taal zou speciaal gekenmerkt zijn door haar dominerende poëtische (of esthetische) functie (Jakobson, Mukarovský).

V. Propp, Morphology of the Folktale, 1968² (1928). R. Jakobson, ‘Linguïstiek en poëtica’ in W.J.M. Bronzwaer e.a. (red.), Tekstboek AlgemeneLiteratuur:wetenschap, 1977, pp. 96-106; ook in B. van Heusden e.a. (red.), Tektsboek literaire cultuur, 2001, pp. 22-33. J. Tynjanov, ‘Over literaire evolutie’ in Russies Formalisme (Sunschrift 182), 1982, pp. 87-104; ook in B. van Heusden e.a. (red.), Tekstboek literaire cultuur, 2001, pp. 87-102. C. Bremond, ‘En lisant une fable’ in Communications, 1988, 47, pp. 41-62.