Geloof dat bepaalde getallen of getallencombinaties bijzondere of zelfs magische eigenschappen hebben. Dit principe ligt ten grondslag aan het gebruik – door heel wat auteurs – van getallen en wiskundige verhoudingen als literair structureringsprincipe, met esoterische (sien Esoterisme of Maniëristische bedoelingen. Bij middeleeuwse auteurs (bv. Dante, Divina Commedia, vroege veertiende eeuw) geeft de getallensymboliek vaak uiting aan een geloof in een door God in perfecte proporties en structuren geschapen kosmos. Dat Latijnse auteurs en middeleeuwse en renaissance-dichters (met een piek in de periode 1580-1680) in belangrijke mate hun werk baseerden op numerologische grondslagen, trok in de twintigste eeuw opnieuw de aandacht. In Thomas Manns Der Zauberberg (1924) bv. bepaalt het getal 7 de structuur van de roman. In het Nederlandse taalgebied werkt Harry Mulisch vaak met getallensymboliek, o.m. in De ontdekking van de hemel, De procedure en Siegfried. In deze laatste roman legt hij bv. via data verbanden tussen Hitler, Nietzsche en de val van de Berlijnse muur.
Literatuur: C. Butler, Number Symbolism, 1970. A. Fowler (red.), Silent Poetry. Essays in numerological analysis, 1970. H. Meyer und R. Suntrup, Lexikon der Zahlenbedeutungen im Mittelalter, 1987. R. Heinritz, ‘Die Zahl im modernen Gedicht’ in Arcadia, 1990, pp. 172-183. J.-P. Brach, La symbolique des nombres (Que sais-je?),1994.