Literair topos en genre dat wortels heeft in de klassieke literatuur uit de oudheid en in de middeleeuwse christelijke cultuur. Tot de prototypische klassieke hellevaartliteratuur behoren de tocht naar de onderwereld van Odysseus (Homerus) en van Aeneas (Vergilius). In de christelijke literatuur vormt de Divina Commedia een hoogtepunt. Daarin beschrijft Dante in het eerste deel ‘Inferno’ de afdaling van het personage Dante en zijn gids Vergilius naar de hel. Ook in de moderne en postmoderne literatuur duiken hellevaartverhalen op, zij het met eigen specifieke kenmerken. Zo verliest de postmoderne hel steeds meer zijn aparte ruimtelijke en tijdelijke coördinaten. Bekende moderne hellevaartverhalen zijn Under the Volcano (Malcolm Lowry, 1947) en Descent into Hell (Charles Williams, 1937). In de Nederlandse literatuur behandelen o.m. Simon Vestdijk en Willem Brakman het topos in respectievelijk De kellner en de levenden (1949) en Inferno (1991).
Tot de vaste ingrediënten van de literaire hellevaarten behoren o.m. de ruimtelijke afbakening van de hel of onderwereld, de toegangspoort en de beschrijving van de bewoners van de onderwereld. In de christelijke hellevaartliteratuur wordt tevens veel aandacht besteed aan zonde en straf. Naast deze statische elementen is er ook steeds het motief van de tocht, ook wel katabasis (Gr. afdaling) genoemd. De held bezoekt immers, al dan niet vergezeld van een gids, de onderwereld, waarna hij (veranderd) naar de wereld van de levenden terugkeert.
Vervaeck (2006) kent aan de hellevaart verschillende functies toe. Naast de epistemologische en moraliserende functie onderscheidt hij verder een politieke, een psychologische en een poëticale functie. De hellevaart brengt de personages en de lezer op de eerste plaats een zekere kennis of voorstelling bij over het leven na de dood, naast inzicht in het kwaad. In de prototypische christelijke literatuur wordt het systeem van goed en kwaad niet geproblematiseerd. Dat gebeurt wel in de (post)modernistische literatuur waar het onderscheid tussen goed en kwaad niet langer gegarandeerd wordt en waar ook de keuzevrijheid van de mens in twijfel wordt getrokken. Wanneer de grens tussen goed en kwaad vervaagt, verdwijnt ook de moraliserende functie. Wordt de onderwereld een afspiegeling van de maatschappij, dan krijgt de hellevaart meestal ook een politieke en maatschappijkritische dimensie. Dante plaats bv. een groot aantal politieke en geestelijke machthebbers in de hel en spreekt op die manier impliciet een oordeel over hen uit. Vanuit de psychoanalyse wordt de reis naar de onderwereld eerder psychologisch geduid als een verkenning van de eigen binnenwereld. De hellevaart wordt dan gezien als een initiatie van de held of een geëigend middel om een transformatie (metamorfose) te bewerkstelligen. Ten slotte kan de onderwereld ook symbool staan voor de collectieve of persoonlijke inspiratiebron van de kunstenaar die, zoals Orpheus, afdaalt naar de onderwereld op zoek naar zijn muze.
Literatuur: R. van der Paardt, Het lied van Orpheus: de antieke hellevaart in de moderne Nederlandse literatuur, 2003. B. Vervaeck, Literaire hellevaarten, 2006.