Jeu-parti, joc-partit

(Fr. gedeeld spel). Middeleeuwse Franse dichtvorm, nl. een als toneel gespeeld dialogisch strijdgedicht dat in zes gesloten strofen en twee envois (sien envoi) (disticha (sien distichon) een debat weergeeft tussen twee partners over een probleem dat twee elkaar uitsluitende en vaak allegorisch voorgestelde stellingen tegenover elkaar plaatst (bv. wat is verkieslijker: trouwen of vrijgezel blijven?). Thematisch sluit het aan bij de Provençaalse minnecode, doordat het de casuïstiek van de liefde behandelt. De bloeitijd van het ‘jeu-parti’ situeert zich trouwens in het drukke hofleven van de dertiende eeuw in de Provence. Dit deels geïmproviseerde, deels vastliggende intellectuele spel was tegelijk onderhoudend en een oefening in spirituele dialectiek en verfijning van de omgangsvormen. Verwant hiermee is het Nederlandse ABELE SPEL Vanden winter ende vanden somer. Zie ook tenson.

Literatuur: E. Köhler, ‘Zur Entstehung des altfranzösischen Streitgedichtes’ in Zeitschrift für romanische Philologie, 1959, pp. 37-88. P. Remy, ‘De l’expression “partir un jeu” dans les textes épiques aux origines du jeu-parti’ in Cahiers de civilisation médiévale, 1974, pp. 327-333.