Terwijl in een intrige stuk de uiterlijke handeling en de situationele verwikkelingen primeren en in een type toneel (bv. commedia dell’arte en vele kluchten (sien klucht ) de uiterlijke verschijning wordt gelijkgeschakeld met de innerlijke identiteit, wil het karakterdrama de innerlijke en uiterlijke handeling individueel-psychologisch analyseren en motiveren. De uiterlijke handeling heeft slechts belang in zoverre ze het personage confronteert met de problemen van zijn bestaan en de verwezenlijkingen van zijn eigen ‘ik’. Thema’s als persoonlijke vrijheid, de zin van het lijden, de macht van het verleden op het heden en zo meer staan in dit toneel centraal. Meesters in dit genre, dat elementen ontleent aan zowel tragedie als komedie, zijn Ibsen (bv. Nora, 1879) en Tsjechov (bv. Oom Vanja, 1897).