1. Kostbare prijs (meestal een zilveren sieraad), geschonken door de overheid van een bepaalde landstreek aan de winnaar van een bovenregionaal toneeltornooi, georganiseerd door en voor de officiële Kamer van Rhetorike (zie ook Haagspelen). Bij uitbreiding gaat de naam over op het toneeltornooi zelf. Deze prestigieuze tornooien uit de vijftiende en vooral de eerste helft van de zestiende eeuw brachten een aantal rederijkerskamers samen die het in een reeks wedstrijden tegen elkaar opnamen op basis van een programma (de zgn. kaerte) dat gold voor elke Kamer. Dit programma bevatte in elk geval een spel van spel van sinne, waarvan het thema vooraf vastgelegd was, een factie (liedeken) en een esbat(t)ement. De hoofdprijs (het juweel) werd toegekend aan het beste esbatement. De winnende Kamer kreeg meteen de opdracht om het volgende landjuweel te organiseren. Het bekendste landjuweel is dat van Antwerpen in 1561.
2. Sedert 1922 is het landjuweel een regelmatig gehouden concours voor amateurtoneel, vooral uit Vlaanderen. De bedoeling van de initiatiefnemer, Herman Teirlinck, was het peil van dat amateurtoneel te verbeteren en een forum te bieden aan toneelschrijvers van eigen bodem.
Literatuur: G.J. Steenbergen, Het Landjuweel van de Rederijkers, 1950. W. Waterschoot, ‘Het landjuweel te Antwerpen in 1496’ in Opstellen voor A. van Elslander, 1981, pp. 49-68. B.H. Erné, De Gentse spelen van 1539, 1982. J. Oosterman & B. Ramakers (red.), Kamers, kunst en copetitie: teksten en documenten uit de rederijkerstijd, 2001.