Leesdrama literair

1. Een literair drama, eerder bestemd voor schriftelijke verspreiding en private lectuur dan voor toneelopvoering. Het is duidelijk dat de schrijver daardoor meer verbeeldingsruimte krijgt, omdat hij zich niet of minder moet bekommeren om de opvoerbaarheid van zijn werk (wonderlijke locaties, talrijke personages, moeilijk op het toneel realiseerbare handelingen). Anderzijds krijgt ook de scheppende verbeelding van de lezer meer kansen omdat hij zich alle situaties en figuren zelf kan voorstellen voor zover een uitvoerige neventekst* zijn verbeelding niet in al te vaste banen leidt. Het gebruik van deze imaginatieve vrijheid, de literaire vormgeving van de neventekst en/of de beschrijvende eerder dan tonende voorstellingswijze, zijn indicaties dat we te maken hebben met een leesdrama. Maar men dient zich te realiseren dat de tegenstelling tussen opvoeringstekst en/of opvoerbaar drama en leesdrama zeer relatief is; sommige stukken die vroeger als leesdrama golden, worden nu opgevoerd, en omgekeerd. Als typische voorbeelden van leesdrama’s gelden de toneelstukken van de Romeinse schrijver Seneca. De dramatische actie ent er zich meer op taalvirtuositeit en spitsvondige retoriek en op het overbrengen van morele en filosofische gedachten, dan dat ze gestalte krijgt in de interactie van levende personages. Uit de middeleeuwse literatuur mogen we misschien een aantal teksten van Hrotsvitha von Gandersheim (tiende eeuw) als leesdrama’s beschouwen. Andere bekende voorbeelden zijn F. de Rojas, La Celestina(1499-1502) en P. Claudel, Le livre de Christoph Colomb (1935).

2. In de toneelkritiek wordt de term leesdrama vaak gebruikt om de ‘onspeelbaarheid’ van een dramatische tekst aan te duiden op grond van een aantal bezwaren zoals: lange zinnen die mondelinge overdracht bemoeilijken, te weinig actie en te veel retoriek, te complexe structuur en te hoge informatiedichtheid, en een gebrek aan visualisering. Bv. A. Verwey, Johan van Oldenbarnevelt (1894).

Literatuur: H. van den Bergh, Teksten voor toeschouwers, 19823, pp. 135-138.