Legende

(Lat. legenda = wat moet gelezen worden). 1. Stichtelijk, religieus geïnspireerd verhaal rond O.-L.-Vrouw (Marialegende), O.-L.-Heer, heiligen of een godsdienstig of gewijd voorwerp (bv. H. Sacrament). Het moest in de kerk of de refter van het klooster voorgelezen worden met de bedoeling de toehoorders te overtuigen van de kracht die van de persoon of het onderwerp in kwestie is uitgegaan, zodat zij voortaan zouden leven en handelen naar het voorbeeld van het verhaal (zie ook exempel). Evenals de sage is de legende steeds ruimtelijk en tijdelijk gesitueerd en wil ze iets illustreren, iets bewijzen. In tegenstelling tot de profane sage is de legende meestal godsdienstig. Zie ook hagiografie. Bv. Beatrijslegende (midden dertiende eeuw); Henric van Veldeken, Sint-Servatiuslegende (einde twaalfde eeuw).

De term wordt ook gebruikt voor een verzameling van deze verhalen. Een bekend voorbeeld hiervan is de dertiende-eeuwse Legenda Aurea van Jacobus de Voragine.

2. Het adjectief legendarisch betekent oorspronkelijk ‘wat overeenkomt met een legende’. Meestal echter wordt het in een uitgebreide betekenis gebruikt.  Het verwijst dan naar een verhaal tussen mythe of sprookje en historisch feit. Door mondelinge of schriftelijke overlevering ontstaat rond bepaalde figuren een cyclus van verhalen die de waarheid op een of andere manier geweld aandoen. Door dit geheel van oncontroleerbare addenda die het sprookjesachtige kunnen benaderen, evolueert een historische figuur soms tot een legendarische figuur (bv. Faust, de Wandelende Jood, Koning Arthur, Jeanne d’Arc, Che Guevara, Lady Diana …). Zie ook urban legend.

Literatuur: A. Jolles, ‘Legende’ in Einfache Formen, 1968 (1929), pp. 19-49. H. Rosenfeld, Legende, 19723. J.-P. Étienne (red.), La légende: anthropologie, histoire, littérature, 1989. Cl. Millet, Le légendaire au XIXe siècle. Poésie, mythe et vérité, 1997.