(Eng. licht vers). Nogal vage benaming voor poëzie die geen ‘serieuze’ bedoeling heeft, d.w.z. die onbelangrijke onderwerpen behandelt, of belangrijke op luchthartige, relativerende toon. Zin voor humor en parodie, elegantie, verstechnische hoogstandjes (zie bv. versus columnares, versus concordantes, versus Protei, versus rapportati, versus rhopalici, versus serpentini), stijlcontrasten en woordspelingen (sien Woordspel, woordspeling) gelden als kenmerkende eigenschappen. Uiteenlopende poëzietypes als nonsens(poëzie), clerihew, limerick, epigram, veel gelegenheidspoëzie (sien gelegenheidsgedicht), enz. kunnen onder de noemer light verse worden gebracht; de flexibiliteit van het begrip kan men aflezen uit de verscheidenheid van vormen in de populaire Engelse anthologieën. Ook in de Nederlandse literatuur had het light verse succes; getuige de bundel Ongerijmde rijmen. Een blik in de speelkamer van muzen en poëten (1954) samengesteld door M. van der Plas. Bekende plezierdichters zijn o.m. C. Buddingh’ ‘bv. zijn gedicht ‘De blauwbilgorgel’), Charivarius, Kees Stip en Drs. P. Als thema’s, omgangsvormen, gebeurtenissen, relaties van het mondaine sociale leven het onderwerp uitmaken, zoals dat vaak het geval was in de Franse literaire salons, spreekt men ook van ‘vers de société’. De aanpak is dan meestal satirisch.
Literatuur: K. Amis (inleiding en samenstelling), The New Oxford Book of Light Verse, 1978. Drs. P, Handboek voor plezierdichters, 1983.