Vorm van ‘artistieke filantropie’ waarbij kunstenaars in hun levensonderhoud voorzien worden door vermogende kunstminnaars. De benaming komt van de rijke Romein Gaius Maecenas die dichters als Vergilius en Horatius van uitgebreide financiële toelagen voorzag opdat ze zich, niet gestoord door materiële bekommernissen, volledig aan hun kunst konden wijden. De dank aan de patronus of beschermheer, het vleien ervan, het vertwijfeld zoeken naar een goede mecenas en het klagen over de krenterigheid van de beschermheer zijn frequente thema’s bij Horatius en Martialis. Tijdens de middeleeuwen, toen alle kunsten een andere status hadden (meer ambacht dan ‘kunst’), was voor de literatuur het mecenaat haast een conditio sine qua non. Talloos zijn de verwijzingen in prologen en epilogen naar opdrachtgevers, bv. in het werk van Jacob van Maerlant. In de renaissance en barok, met het gecultiveerde hofleven, werden tal van kunstenaars in de hofhouding van prinsen en koningen opgenomen. Tegenwoordig is het vooral de staat die in de vorm van stipendia, subsidies of aankoop van werken aan mecenaat doet, en dit in het kader van een bepaalde cultuurpolitiek. Ook particuliere stichtingen, grote bedrijven of bankinstellingen brengen vaak aanzienlijke sommen geld aan (zgn. sponsoring) om bepaalde artistieke initiatieven of tentoonstellingen doorgang te laten vinden. Zie ook literatuurprijs (sien literatuurprijzen) .
Literatuur: J. Bumke (red.), Literarisches Mäzenatentum: Ausgewählte Forschungen zur Rolle des Gönners und Auftraggebers in der mittelalterlichen Literatur, 1982. Themanummer De Vlaamse Gids, 1984, nr. 6. G. de Brébisson, Le mécénat (Que sais-je?), 1986. F. van Oostrom, Aanvaard dit werk. Over Middelnederlandse auteurs en hun publiek, 1992 en Maerlants wereld, 1997. H. van den Braber, Geven om te krijgen. Literair mecenaat in Nederland tussen 1900 en 1940, 2006.