Moraliteit, morality play

 

 

(Lat. moralis = wat te maken heeft met de mores, d.i. gebruiken, zeden). Rederijkerstoneel (zie rederijkers (kunst))  uit de vijftiende-zestiende eeuw, met didactisch-allegorische inslag. De moraliteit legt getuigenis af van de geleidelijke accentverschuiving van geloof en godsdienst naar maatschappelijke en psychologische realiteiten; het gaat nog steeds om een vorm van religieus drama, maar in vergelijking met de mysteriespelen (zie mysteriespel)  en mirakelspelen (zie mirakelspel) verdwijnt de Bijbelse stof naar de achtergrond. In de moraliteit, waarin allegorische personages optreden (vaak personificaties van deugden en ondeugden: de zgn. zinnekens), komen de mens en zijn menselijke eigenschappen meer centraal te staan. Het onderwerp is dikwijls een spreuk of gezegde. Het genre wil de toeschouwer een les geven met zedelijke strekking in verband met geloof en moraal. Het bekendste voorbeeld is wel Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlijc (eind vijftiende eeuw). Zie ook spel van sinne .

Literatuur: W.M.H. Hummelen, De Sinnekens in het rederijkersdrama, 1958. M. Van der Heijden, Profijtelijk vermaak: moraliteit en satire uit de 16e en 17e eeuw, 1973. R. Potter, The English Morality Play, 1975. W.M.H. Hummelen, ‘The Dramatic Structure of the Dutch Morality’ in Dutch Crossing, 1984, pp. 17-26. D. Gilman (red.), Everyman & Company. Essays on the theme and structure of the European moral play, 1989. M. Spies, ‘From Disputation to Argumentation: the French morality play in the sixteenth century’ in Rhetorica, 1992, pp. 261-271. H. van Dijk e.a. (red.), Spel en spektakel. Middeleeuws toneel in de Lage Landen, 2001.