Motief, motiefstudie

(Lat. motivum = wat in beweging brengt). Een motief is een herhaald en betekenisvol element in één of in een aantal werken.

– Met betrekking tot verschillende werken (historisch-comparatistische benadering): een semantische eenheid die ongewijzigd of met lichte variaties in die werken voorkomt. Denken we bv. aan motieven als de aankomst en herkenning van een vreemdeling of de zoektocht naar de vader in tal van verhalen. Een vergelijkende studie van zulke motieven moet vooral oog hebben voor de diverse functies die ze hebben en de variaties die ze ondergaan in verschillende periodes (sien periode) en genres (Motivgeschichte).

– Binnen één werk (structurele benadering): de kleinste, verder ondeelbare betekeniseenheid van de vertelde geschiedenis (fabula, 2). Het begrip motief krijgt hier dus een syntactische functie (cf. Lat. movere). Op basis van hun meer of minder duidelijke syntactische functie kan men een onderscheid maken tussen dynamische en statische motieven. De eerste hebben betrekking op de gebeurtenissen van de geschiedenis en worden ook verhaalmotieven of intrigemotieven genoemd. Statische motieven hebben betrekking op situaties en bepalen veeleer de sfeerschepping en karaktertekening (zie ook functie, 2).

Zowel de dynamische als de statische motieven worden bij de lectuur (bv. op grond van herhaling, gelijkvormigheid, opvallendheid, enz.) als gemeenschappelijk kenmerk van uiteenliggende lijnstukken opgevat (bepaalde episodes in een verhaal, argumenten in een betoog, lexicale eenheden in een gedicht), waardoor men delen van de tekst als één continue lijn, als één geheel gaat zien. Door te reflecteren op zulke recurrente tekstkenmerken, verbindt de lezer via anticipatie en retroversie die concrete gegevens progressief met elkaar, wat resulteert in een grondmotief (ook sluitmotief of kernmotief). De metatalige (sien metataal herformulering ervan is het thema van het werk.

Men dient er echter wel rekening mee te houden dat de zgn. betekeniseenheden in een tekst verbonden zijn met lezersverwachtingen en met de socioculturele context (semiotische (sien SEMIOTIEK) benadering). M.a.w. een element in een tekst is geen motief, maar krijgt motiefwaarde in een bepaalde context vanuit de cultuur waarin hij gelezen wordt. Een tekstelement krijgt dus motiefwaarde, omdat het in een mogelijke en aanvaardbare lectuur met andere tekstelementen semantisch kan worden verbonden tot een motieflijn of motievencluster. Zie ook leidmotief, matrijs, thema, thematics.

LIteratuur: E. Frenzel, Vom Inhalt des literarischen Motiv, Stoff, Thema, 1980. M. Vanhelleputte & L. Somville (red.), Bijdragen tot een motievenstudie, 1985. H. Daemmrich, Themes and Motifs in Western Literature, 1987. J-Cl. Seigneuret, Dictionary of Literary Themes and Motifs, 1988.