Muze(n)

In de Griekse mythologie dochters van oppergod Zeus en Mnemosyne, bekend als de godinnen van kunst en wetenschap. Sinds Hesiodus onderscheidt men negen muzen, die echter pas later elk een bepaald gebied (dikwijls variërend van bron tot bron) kregen toegewezen: Calliope (epische poëzie), Clio (geschiedschrijving, epos), Erato (liefdeslyriek), Euterpe (muziek, lyrische dichtkunst), Melpomene (tragedie), Polyhymnia (religieuze dichtkunst), Terpsichore (dans), Thalia (komedie, landelijke literatuur) en Urania (sterrenkunde). In de twintigste eeuw heeft men een (anonieme) tiende muze met de filmkunst geassocieerd.

Een literair werk in de oudheid begon vaak, in navolging van de epen van Homerus en Vergilius, met een aanroeping van muzen of van andere goden (= apostrofe, invocatio). De dichter vroeg daarin om bijstand en inspiratie bij het schrijven van zijn werk. In overdrachtelijke betekenis wordt de benaming ook gebruikt voor de inspiratiebron van een dichter (bv. een geliefde).