Mystiek, mystieke literatuur

(Gr. mystikos = geheim < muein = (de ogen of lippen) sluiten) 1. Mystiek staat voor een complex verschijnsel dat op de eerste plaats in verband gebracht wordt met theologie en godsdienstpsychologie. Tijdens de mystieke ervaring komt het tot een eenwording tussen de mens (de ziel) en God. Heiligen als Bernardus van Clairvaux, Teresa van Avila en Johannes van het Kruis, gelden in die zin als grote mystici. Bekend in de mystieke literatuur zijn de anonieme Engelse tekst The Cloud of Unknowing (veertiende eeuw), de visioenen van Hadewych en de geschriften van Ruusbroec (bv. De geestelike Brulocht).

2. Ruimer en los van de klassieke religieuze mystiek staat de term ook voor elke ervaring van de mens waarbij de eigen beperktheid opgaat in of versmelt met ‘het totaal andere’. In een niet-christelijke context kan men dan denken aan het levensbeginsel, het universum, de natuur (natuurmystiek), het diepste dragende ik (wezensmystiek), het niets. Wezensmystiek vindt men bv. in het oorlogsdagboek van E. Hillesum.

Gemeenschappelijk in de theïstische en de niet-thëistische mystieke ervaring is de bijzondere bewustzijnstoestand waarin de mens terechtkomt en die telkens omschreven wordt als ‘eenheid’ of ‘eenwording’ en gepaard gaat met een gevoel van tijdeloosheid. Tegelijkertijd is er een grote helderheid, een intuïtief weten, een ‘disclosure’. Dat weten verschilt echter duidelijk van het discursieve denken. In religieuze context wordt dat een sterke ervaring van Gods tegenwoordigheid: men kent hem niet via bemiddeling of beeld, maar rechtstreeks. De mystieke ervaring wordt verder gekenmerkt door een grote passiviteit: de mens wordt er a.h.w. door overvallen. Ten slotte heeft de mystieke ervaring iets onuitsprekelijks, ze overtreft de menselijke verwoordingskracht. Vaak volgt er op deze bijzondere beleving een vorm van depressie. Juist omdat de mystieke ervaring zo overweldigend is, hebben mensen in alle tijden en culturen getracht hun mystieke beleving te beschrijven, te verwoorden. Daarbij valt een grote gelijkenis op in beeldkeuze en gebruikte procedés. Sommige theoretici zien ook een fundamentele gelijkenis tussen mystiek en poëzie. Beide ontstaan uit het verlangen het onmededeelbare te verwoorden en het ik te verruimen. Moderne dichters als P. van Ostaijen, A. Roland Holst, Lucebert, M. Vasalis en G. Kouwenaar worden aldus in verband gebracht met mystiek.

3. De term mystiek wordt oneigenlijk ook gebruikt als een verzamelnaam voor allerlei occulte verschijnselen zoals magie, spiritisme, astrologie, antroposofie. Gemeenschappelijk is dan het geheimzinnige, het vage, het irrationele. Vooral rond 1900 was er bij veel kunstenaars een daadwerkelijk verlangen om in contact te komen met een wereld die buiten het bereik ligt van het waarnemingsvermogen. We vinden dat streven o.m. terug in het werk van L. Couperus, F. van Eeden, M. Maeterlinck (zie ook esoterisme).

Literatuur: P. Mommaers, Wat is mystiek?, 1977. P.E. Szarmach (red.), An Introduction to the Medieval Mystics of Europe, 1984. J. Bel, ‘De mystiek in de Nederlandse letterkunde rond de eeuwwisseling’ in Forum der Letteren, 1986, pp. 81-92. G. de Baere, De Middelnederlandse mystieke literatuur en de moderne devotie, 1997.