Mystificatie

(Fr. < Lat. tot een geheim maken). Het geven van foute of misleidende informatie over de ontstaansvoorwaarden (auteurschap, plaats, datum, omstandigheden) van een tekst. In het geval van plagiaat bv. wordt andermans werk wederrechtelijk onder de eigen naam gepubliceerd: winstbejag, opportunisme, gebrek aan inspiratie zijn er de voornaamste drijfveren van. Bij de meeste types van mystificatie wordt evenwel, net omgekeerd, het auteurschap van eigen werk op een of andere wijze verhuld. Typische procedés zijn (semi) anonimiteit (sien anoniem) of het gebruik van pseudoniemen (sien pseudoniem) , het weergeven van gefingeerde maar als historisch aangediende bronnen, ‘editoriale’ toevoegingen zoals begeleidende brieven, documenten, verklarende voetnoten die zogezegd buiten het fictionele kader van de literaire tekst zouden staan. Pseudovertalingen (sien pseudovertaling) , ‘gevonden’ brieven, manuscripten of dagboeken, ‘authentieke’ getuigenissen, enz. en vooral goed gemaakte pastiches (sien pastiche) laten zien hoe niet alleen de tekstpresentatie en de inkleding, maar ook de stijl, motieven, enz. van het werk zelf de illusie van de voorgestelde tekstoorsprong helpen creëren. Zie ook Ossianistische poëzie.

De term heeft een vrij onbepaalde reikwijdte. Sommigen gebruiken hem in een wat engere zin: ze sluiten die gevallen uit waar ‘extraliteraire’ motieven zoals winstbejag, zelfbescherming tegen censuur of diskwalificatie van de gepasticheerde auteur de schrijver ertoe bewogen hebben zijn lezers op een dwaalspoor te brengen. Men kan ook een onderscheid maken naar gelang van de mate waarin het masker van de auteur, het mistgordijn rond zijn werk bedoeld is transparant te zijn. ‘Echte’ misleiding was bv. niet de bedoeling van U. Eco die zijn Il nome della rosa (1980) presenteert als de “Italiaanse vertaling van een obscure neogotische Franse versie van een zeventiende-eeuwse Latijnse editie van een tegen het eind van de veertiende eeuw door een Duitse monnik in het Latijn geschreven werk”.

Literatuur: J. Grootaers, Maskerade der Muze, 1954. J.-F. Jeandillou, Esthétique de la mystification, 1994. Id. Superchéries littéraires. La vie et l’oeuvre des auteurs supposés, 20012  (1989). G. Wildemeersch, ‘Hugo Claus mystificator’ in Revolver, 2002, pp. 108-130. List en bedrog. Over misleiding en verleiding in de boekenwereld, themanummer De Boekenwereld,  2006, nr. 3.