(Gr. mythos = gesproken woord, fabuleus verhaal). 1. Oorspronkelijk werd de term in Griekenland gebruikt als tegengestelde van logos. Mythos betekent dan ‘verhaal van een dichter’, terwijl logos een betrouwbaar verslag of waarheidsgetrouwe uiteenzetting is. Vandaar dat mythe vaak in pejoratieve zin gebruikt wordt voor alles wat met de werkelijkheid in strijd is. Deze betekenis was o.a. in de negentiende eeuw erg gangbaar. Niettemin onderscheidde men in de oudheid vaak een dubbel niveau in de mythe: enerzijds de idee achter het verhaal en anderzijds de narratieve inkleding die niet letterlijk begrepen moest worden. In Plato’s Allegorie van de grot wordt een mythisch verhaal gebruikt om een abstracte stelling te illustreren.
2. Verhaal over goden, halfgoden of helden uit het verleden van een bepaalde cultuurgemeenschap, dat meestal na een lange mondelinge overlevering zijn neerslag gevonden heeft in diverse literaire genres (o.a. Epos,tragedie, koorlyriek, leerdicht …). De mythe als godenverhaal maakt aanspraak op een hogere soort waarheid dan de historische. Men kan een onderscheid maken tussen verschillende subgenres:
– De speculatieve of symbolische mythe geeft in de vorm van een godenverhaal een interpretatie van de kosmische of sociale structuur van de wereld waarin de mens leeft (bv. de vergeefsheid van menselijke arbeid, zoals in de mythe van Sisyphus). Ze speelt zich af in een onbepaald verleden, dat niet in een chronologische maar veeleer in een exemplarische en causale betrekking tot het heden staat. Wanneer zo’n mythe de narratieve weerspiegeling is van de cultus, en het woord van het verhaal correspondeert met de daad van de eredienst, spreekt men van een cultische mythe (bv. de Homerische Hymne aan Demeter).
– Tegenover de speculatieve mythe staat de etiologische (sien Etiologie, etiologisch) of verklarende mythe. Wanneer de zin van traditionele praktijken zoals bepaalde riten niet meer duidelijk was, ontstond er soms een verhaal om deze praktijken te verklaren (bv. de mythe van Prometheus en het offervlees in Hesiodus’ Theogonie). In onze tijd is er via de dieptepsychologie (Jung), het structuralisme (Lévi-Strauss) en de antropologie opnieuw veel aandacht gekomen voor de verborgen zin van deze mythen.
– Naast deze mythen in enge zin is er nog de heldenmythe of –sage. Deze heeft een historische kern, die door mondelinge overlevering vervormd werd en uitgebreid (mythologisering), zoals in de middeleeuwse heldenepiek (Nibelungenlied, Chanson de Roland). Zulke mythen spelen zich af in het milieu van de adel en handelen meestal over oorlogen en vetes. In vele van die mythen zijn ook elementen binnengeslopen uit het sprookje en het VOLKSVERHAAL.
De term mytheem staat voor een aspect/element van een mythe: bv. genialiteit en opstand in de mythe van Prometheus. Dergelijke mythemen kan men terugvinden in latere werken, bv. bepaalde Prometheus-mythemen in M. Shelleys Frankenstein (1818).
3. Onder ‘moderne’ mythen verstaat Roland Barthes (Mythologies, 1957) systemen van tekens die door hun specifieke betekenende samenhang culturele reproductiemechanismen zijn van de burgerlijke ideologie, bv. striptease, biefstuk met friet, de (toen) nieuwe Citroën, enz. De organisatiewijze van deze semiologische systemen vertoont analogie met en is gebaseerd op de taal, wat een analyse van de betekenisproductie in termen van signifiant, signifié en concept mogelijk maakt.
4.In de psychokritiek, uitgewerkt door Ch. Mauron, duidt de ‘mythe personnel’ van een auteur op de representatie die hij onbewust van zijn situatie en levensvisie maakt. Ze wordt in een psychoanalytische lezing achterhaald via obsederende beelden, vormen en symbolen in zijn werk.
Literatuur: B.A. van Groningen e.a., De mythe in de literatuur, 1964. J.J. White, Mythology in the Modern Novel, 1971. G. Nagy, Greek Mythology and Poetics, 1990. R.Th. Van der Paardt, Mythe en metamorfose: antieke motieven in de moderne literatuur, 1991. R. Vervliet (red.), De mythe in de moderne literatuur (ALW-cahier 13), 1994. P. Brunel (red.), Companion to Literary Myths, Heroes and Archetypes, 1995. L. Coupe, Myth (The New Critical Idiom), 1997. G. Miles (red.), Classical Mythology in English Literature: A critical anthology, 1999. P. Brunel (red.), Dictionnaire des mythes d’aujourd’hui, 1999. E.M. Meletinsky, The Poetics of Myth, 2000. P. Claes, De gulden tak. Antieke mythe en moderne literatuur, 2000. A. Dabezies, ‘Mythes anciens, figures bibliques, mythes littéraires’, in Revue de Littérature Comparée, 2004, pp. 3-22. J.-P. Vernant, Myth and Thought among the Greeks, 2006. R.A. Segal, Myth, 4 vols., 2007.