Narratologie

(Lat. narrare = vertellen; -logia = leer, kunde). Theorie van verhalende teksten en meer specifiek: de studie van hun kenmerken (afbakening t.o.v. niet-verhalende teksten) en de beschrijving van een narratief systeem en van de variatiemogelijkheden bij de concretisering van dat systeem. Ze behandelt diverse problemen in verband met elementen van de geschiedenis (gebeurtenissen, acteurs (sien acteur, tijd en ruimte), met verhaalaspecten zoals tijdmanipulatie, focalisatie e.d., en met het eigenlijke vertellen (zie vertelinstantie/verteller) van een verhaal. De narratologie biedt aldus aan de onderzoeker een aantal concepten die een bespreekbare beschrijving van teksten, voor zover ze narratief zijn, mogelijk moet maken (verhaalkritiek en -interpretatie).

Literatuur: G. Genette, Figures III, 1972 en Nouveau discours du récit, 1983. M. Bal, De theorie van vertellen en verhalen, 19802. E. Lämmert (red.), Erzählforschung, 1982. G. Prince, Narratology, 1982. S. Rimmon-Kenan, Narrative Fiction, 1983. J. Bessière (red.), Fiction, narratologie, texte, genre, 1989. M. Fludernik, Towards a Natural Narratology, 1996. M. Bal, Narratology: introduction to the theory of narrative, 19972. T. Kindt & H.-H. Müller, What Is Narratology?, 2003.L. Herman & B. Vervaeck, Vertelduivels: handboek verhaalanalyse, 20053.