(Eng. nieuwe kritiek). Invloedrijke Angelsaksische school van literaire kritiek, ontwikkeld in de jaren 20, vooral in de VS. Het New Criticism beoogde de literaire kritiek te bevrijden uit de traditionele schema’s van genreproblematiek, literaire geschiedenis, biografisme en moralisme. Het streefde daarmee een ‘objectieve’ literaire kritiek na die zich exclusief bezig zou houden met het individuele kunstwerk zelf. Met dat doel werd het literaire werk geïsoleerd van zijn auteur en ontstaansgeschiedenis (intentional Intentional fallacy, Personal heresy) en van zijn lezers (bv. Affective fallacy) en critici (Heresy of paraphrase). Het kunstwerk was voor de New Critics een ‘monument’ waarvan de schoonheid steeds toegankelijk zou blijven voor elke geoefende lezer. De historiciteit van tekst en lezer werd dus door het New Criticism niet in aanmerking genomen. Door een immanente lezing van de tekst, de zgn. Close reading, beoogden de New Critics de tekst in zijn wezenheid te reveleren, nl. als een complex en individueel soort van taalgebruik waarin woorden, symbolen (sien Symbool) en linguïstische configuraties prevaleren op ideeënaanbod, psychologische tekening van de personages, enz. Zij concentreerden zich vooral op bepaalde manieren van meerduidig taalgebruik zoals ironi, paradox en ambiguïteit. Vandaar hun eenzijdige aandacht voor lyriek (t.o. theater en proza) en meer bepaald voor complexe poëzie (bv. metaphysical poetry (sien metaphysical poets).
Het verfrissende getij van het New Criticism ebde weg tegen het einde van de jaren 50, maar verdiensten als de aanpak van elk werk afzonderlijk en hun lezing van het kunstwerk als een vorm van complex taalgebruik hebben de huidige literaire kritiek sterk beïnvloed. De nogal smalle theoretische basis van het New Criticism werd in ruime mate gecompenseerd door het formaat van zijn vertegenwoordigers: I.A. Richards, W. Empson, T.S. Eliot, J.C. Ransom, A. Tate, Cl. Brooks en Y. Winters. Zie ook Autonomiebewegingen, Chicagoschool, Fugitives, Practical criticism.
Literatuur: R. Weimann, New Criticism und die Entwicklung der bürgerlichen Literaturwissenschaft, 19742. G. Graff, ‘What was New Criticism?’ in Literature Against Itself, 1979, pp. 129-150. J. Bakker, ‘New Criticism’ in R.T. Segers, Vormen van literatuurwetenschap, 1985, pp. 61-86.