Kunstkritische term, in 1923 door G.F. Hartlaub geïntroduceerd in de tentoonstelling ‘Neue Sachlichkeit: Deutsche Malerei nach dem Expressionismus’ en omstreeks 1926 overgenomen in de architectuur. In tegenstelling tot de exuberante emotionaliteit en kleurenroes van het expressionisme wordt hier geopteerd voor een verstrakking van de vorm, vervlakking van de kleur, kortom eliminatie van het bijkomstige, het decoratieve. Geïnspireerd door de Nieuwe-Beelding-ideeën van Mondriaan en Van Doesburg (De Stijl), zoeken architecten als G. Rietveld, Le Corbusier en W. Gropius naar een nieuwe, zuivere bouwkunst die louter functioneel wil zijn en zich onderscheidt door de strakke en rechte lijnen, de gladde oppervlakte, helderheid van atmosfeer en zuiverheid van verhoudingen.
M.b.t. de literatuur laat de nieuwe zakelijkheid zich moeilijk als een homogene beweging afbakenen. Het is veeleer als een stijlprocedé te bestempelen en het betekent een terugkeer naar een klare en objectieve weergave van feiten uit de moderne samenleving. In korte, strak-synthetische, heldere syntaxis worden zonder emotioneel engagement feiten uit industrie en techniek koel geobserveerd en verwoord. Door vaak verregaande uitdrukkingsconcentratie, in een filmische, reportageachtige stijl, wordt afgerekend met de mooischrijverij van de naturalistische en impressionistische beschrijvingskunst. Een typisch voorbeeld dat ook in de Nederlandse literatuur school maakte, is Het leven der auto’s (1930) van de Rus Ilja Ehrenburg: het is een nuchtere registratie, in een stijl als van beursnoteringen, van gemechaniseerde arbeid in Citroënfabrieken, van industriële concurrentie, corruptie, stakingen. 8.100.000 m3 zand (1932) van M. Revis en Stad (1932) van Ben Stroman zijn zowel stilistisch als inhoudelijk de meest zuivere exponenten van dit zakelijke proza in de Nederlandse literatuur. Invloed van de nieuwe zakelijkheid naar vorm en gedachten vindt men verder in het werk van een aantal belangrijke auteurs uit de jaren 30, veelal verbonden met het tijdschrift Forum: Ter Braak en Du Perron, Elsschot, Bordewijk, Gijsen en Nijhoff.
Literatuur: H. Lethen, Neue Sachlichkeit 1924-1932, 19752. H. Anten, Van realisme naar zakelijkheid: prozaopvattingen tussen 1916 en 1932, 1982. J. Goedegebuure, Nieuwe Zakelijkheid, 1992. R. Grüttemeier, ‘Bordewijk en de Nieuwe Zakelijkheid’ in Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde, 1999, pp. 334-355 (DBNL 2005).