(Fr. nieuwe roman). Verzamelnaam voor een avant-gardestroming die ontstond binnen de Franse roman na 1950. Gemeenschappelijk is een zeker wantrouwen tegenover de uitdrukkingsmogelijkheden van de taal, tegenover de gegrondheid van een eenduidige psychologische analyse en tegenover een traditionele intrige . Reagerend tegen deze zgn. ‘notions périmées’ kwamen verscheidene auteurs tot nogal uiteenlopende vormexperimenten die bezwaarlijk onder één noemer kunnen worden gebracht, maar die toch alle meer tenderen naar de zakelijke beschrijving door een personage van waarneembare objecten (école du regard), dan naar het vertellen van een verhaal. In Pour un nouveau roman (1963) geeft A. Robbe-Grillet een theoretisch-pamflettaire uiteenzetting van deze denkbeelden. Prototype van de nouveau roman was N. Sarrautes Tropismes (1937). Enkele belangrijke namen: A. Robbe-Grillet, Les Gommes (1953), La jalousie (1957), M. Butor, La modification (1957); Cl. Simon, La route des Flandres (1960). Deze auteurs hadden ook invloed in andere taalgebieden, bij ons bv. in het werk van Ivo Michiels
De zgn. nouveau nouveau roman onderscheidt zich hiervan doordat de reflectie op de genese van de tekst centraal komt te staan; de tekst spiegelt zich in zelfherkenning. Ook het ludieke wordt uitgebuit. Bv. Claude Simon, Leçon de choses (1975). In het Nederlandse taalgebied vonden deze vormexperimenten vooral navolging in de tijdschriften Diagram en Komma, met auteurs als Paul de Wispelaere en Hector-Jan Loreis. Zie ook metafictie*.
Literatuur: W. Wehle, Nouveau Roman, 1980. A. Jefferson, The Nouveau Roman and the Poetics of Fiction, 1980. J. Baetens, Aux frontières du récit, 1987. J. Ricardou, Le nouveau roman, 1990 (1973). F. Dugast-Portes & H. Mitterand, Le nouveau roman: une césure dans l’histoire du récit, 2001.