(Lat. opsmuk). Aanduiding voor de schoonheid en sierlijkheid van een retorische (of literaire) tekst. Samen met perspicuitas, puritas en aptum gold ze als een belangrijke stijlkwaliteit (virtus dicendi, virtus elocutionis). De aanspraak op sierlijkheid betreft zowel de gedachten (res) als de vorm (verba). Het belang van de ornatus blijkt uit de diverse figuren en tropen (sien Troop, trope). Zie ook genera dicendi, – elocutionis dicendi en redevoering.
Literatuur: E. Fantham, ‘Varietas and Satietas: De oratore 3.96-103 and the Limits of ornatus’ in Rhetorica, 1988, pp. 275-290.