Parabasis

(Gr. para-bainein = naar voren stappen, i.c. van het koor). Onderdeel van de komedie met de bedoeling de illusie te verstoren. Het koor richt zich in eigen naam of in die van de auteur tot het publiek of de goden. Oorspronkelijk vormde de parabasis de epiloog van het toneelstuk, maar in de loop der tijden schoof hij naar het midden van de komedie en kreeg er een vaste plaats na het eerste epeisodion. De parabasis hoefde niet noodzakelijk in relatie te staan met de inhoud van de komedie; hij kon een komisch tussenspel zijn, een zelfverdediging van de auteur, een lofzang op de goden of een satire op tijd- en vakgenoten, enz.

Meestal bestond de parabasis uit zeven delen: (1) kommation: korte (Gr. komma = deel dat afgesneden is) lyrische inleiding, gezongen door de koorleider; (2) de eigenlijke parabasis: toespraak van de koorleider tot het publiek; (3) pnigos of makron: een lange zin (Gr. makros = lang) in hypermetrische anapesten (sien anapest) die in één adem (Gr. pnigos = verstikking) werd uitgesproken door de koorleider; (4) ode: aanroeping tot de goden, uitgevoerd door de helft van het koor; (5) epirrhema: de koorleider geeft satirische opmerkingen m.b.t. de actualiteit, of hij spot met het publiek; (6) antiode: tegenhanger van de ode (Gr. zang in antwoord op), uitgevoerd door de andere helft van het koor; (7) antepirrhema: tegenhanger van deel 5, nl. een afsluiting van de parabasis door de koorleider.

De parabasis wordt niet altijd in deze volledige vorm aangetroffen; soms werd het aantal delen verminderd; anderzijds gebeurt het ook dat een onderdeel tweemaal voorkomt. De onderdrukking van de vrije meningsuiting tijdens de Spartaanse overheersing leidde rond 400 v.C. tot het verval van de parabasis.