(Gr. para-graphein = ernaast schrijven). Oorspronkelijk een naast een tekst gezette aanduiding, zoals wij nu het teken § gebruiken. De paragraaf diende in de oudheid als interpunctieteken en ging later ook in literaire teksten fungeren als aanduiding voor een nieuw onderdeel zoals een strofe, gedicht, nieuwe spreker op het toneel, enz. Het paragraafteken wordt nu in combinatie met doorlopende nummering vooral gebruikt in wetteksten, handboeken of wetenschappelijke werken. Literaire prozateksten, essays, enz. maken gebruik van de paragraaf als tekstonderdeel, grafisch aangeduid door een regel wit, door het inspringen van de eerste regel e.d., maar doorgaans zonder expliciet teken in de marge. De paragraaf is aldus een van de hiërarchische niveaus waarop een prozatekst gesegmenteerd kan zijn: volume, deel, hoofdstuk, paragraaf, alinea, zin, enz. Een alinea is normaal een deelstructuur van een paragraaf, in het bijzonder van een genummerde paragraaf.
Literatuur: J.R. Bennet e.a., ‘The Paragraph. An annotated bibliography’ in Style, 1977, pp. 107-118.