(Gr. para = naast). Term geïntroduceerd door Gérard Genette ter aanduiding van al wat zich rond een tekst bevindt, d.w.z. alle tekstuele gegevens die de ‘eigenlijke’ tekst aan de lezer als tekst presenteren en die voor hem als drempels, richtingwijzers, valstrikken e.d. kunnen fungeren. Genettes concept van paratekst omvat zulke dingen als: voorwoord, voetnoten, de naam van de uitgeverij, de titel van het boek, de genreaanduiding op de cover, het motto, de opdracht, biografische informatie over de auteur op de achterflap en verder ook vormen van ‘materiële inkleding’ zoals colofon, blurb, ISBN, barcode, prijsklevertje, enz. Bij uitbreiding vallen onder het begrip paratekst ook: briefwisseling tussen auteur en uitgever, interviews en besprekingen in literaire magazines (zie ook metatekst), vermeldingen in fondslijsten en literatuurrepertoria, roddelverhalen over ‘fout’ toegekende literaire prijzen, enz. Het eerste soort paratekst noemt Genette meer specifiek ‘péritexte’ (Gr. peri = rondom), nl. wat zich in de onmiddellijke omgeving van de tekst bevindt. Voor de geschreven en gesproken stemmingmakerij in allerlei media reserveert hij de benaming ‘épitexte’ (Gr. epi = bij).
Literatuur: A. Compagnon, La seconde main, 1979. G. Genette, Seuils, 1987. L.H. Hoek, ‘ “Une merveille qu’intime sa structure”. Analyse sémiotique du discours paratextual’ in Degrés, 1989, nr. 58, pp. a1-a23. Ph. Lane, La périphérie du texte, 1992. C. Dauven e.a. (red.), Paratext: the fuzzy edges of literature, 2004.