Paroniem, paronymie

(Gr. para = ernaast; onoma = naam). 1. Woord dat met een ander woord stamverwant is, d.w.z. etymologisch van dezelfde wortel afgeleid. Daardoor vertonen de woorden in kwestie ook grote klankverwantschap. Bijvoorbeeld: heg/haag, spreuk/spraak, enz.

2. In ruimere zin: woord dat een onvolledige vormelijke overeenkomst heeft met een ander, ongeacht hun etymologische relatie. Bijvoorbeeld: zacht/macht, kracht/krijgt, kram/krap, enz. Doordat de formele overeenkomst onvolledig is, zowel wat spelling als wat uitspraak betreft, zijn paronieme woordreeksen te onderscheiden van homofone (sien Homofoon), homografe (sien Homograaf) en homonieme (sien Homonymie). De paronymie van woorden vormt de basis voor heel wat klankfiguren (bv. alliteratie) en woordspelingen (sien Woordspel, woordspeling) (cf. Paronomasia).

Literatuur: J.-P. Colignon & P.-V. Berthier, Pièges du langage 2. Homonymes, paronymes, faux amis, singularités et cie, 1979.