Toneelstuk dat opgebouwd is volgens bepaalde strikte regels die gedurende het grootste deel van de negentiende eeuw het theater beheersten. Essentieel voor deze stukken is de complexe, vaak vergezochte plot/story waarin zich een sterke spanning (‘suspense’) ontwikkelt die leidt naar een climax, waarna een happy end(ing) het stuk besluit. Verdere basiskenmerken zijn de onverwachte wendingen, de waarschijnlijkheidseis en de identificatie van het publiek met de personages. Onderwerp van dergelijke stukken zijn de vertrouwde romantische en sociale conflicten (mooi meisje staat voor de keuze tussen rijke maar verdorven en arme maar eerlijke pretendent), waarbij de suspense wordt bepaald door misverstanden, onthullingen over de identiteit van personages (arme man blijkt van hoge komaf), verloren gewaande documenten en andere dergelijke verrassingselementen. Term en concept werden ontwikkeld door de Franse toneelauteur Eugène Scribe rond 1825. Tegenwoordig heeft de term een pejoratieve bijklank gekregen: het pièce bien faite zou psychologische diepgang en consistentie in de karaktertekening missen. Het begrip is overigens niet historisch beperkt tot meesters als Scribe, Victorien Sardou, Henry Arthur Jones en Arthur Wing Pinero; ook een stuk als Agatha Christies blijvend succesvolle The Mousetrap (1952) kan gelden als een voorbeeld van een well-made play.
Literatuur: J. R. Taylor, The Rise and Fall of the Well-Made Play, 1967.