Poëzie/proza

(Gr. poiein = (verzen) maken, vervaardigen; Lat. pro(ve)rsa (oratio) = naar voren gekeerd spreken, t.o. versus = terugkeer, herhaling). Algemene termen ter aanduiding van gebonden resp. ongebonden taaluitingen. Poëzie manifesteert zich nl. als een bepaalde manier van taalgebruik die ‘gebonden’ is door allerlei vormen van parallellisme of contrast zoals metrum, rijm, klankpatroon, versregels, beeldconcentratie, enz., in tegenstelling tot het proza dat een verdergaand (Lat. prorsa oratio), dus geen terugkerend (Lat. versus) of herhalend spreken is. Dit onderscheid tussen poëzie en proza, dat vrij scherp te trekken was in de oudere literatuur, is later geleidelijk minder duidelijk geworden doordat een aantal ‘bindingen’ in de poëzie als remmend werden ervaren (vandaar bv. blanke verzen en vrij vers), terwijl anderzijds ook voor het proza ‘poëtische’ kwaliteiten zoals ritmische beweging werden opgeëist. De vermenging van poëzie en proza blijkt bv. duidelijk uit een begrip als prozagedicht. Zie ook mot Mot-chose/mot-signe.