Point of view

(gezichtspunt; Fr. point de vue, vision; Dts. Blickpunkt, Gesichtspunkt). Term uit het verhaalonderzoek waarmee gewoonlijk de positie van de verteller m.b.t. zijn verhaal wordt aangeduid. De vele variaties en combinaties ervan kunnen tot drie basismogelijkheden worden herleid.

1. Het gezichtspunt van een alleswetende, boven het verhaal staande verteller zoals die naar voren komt in romans met  auctoriële vertelsituatie  (vision par derrière) met expliciete commentaar (editorial omniscience), dan wel meer objectief bericht (neutral omniscience).

2. Het gezichtspunt van een vertelinstantie die vanuit een of meer personages (selective resp. multiple selective omniscience) vertelt zoals in romans met personele vertelsituatie (vision avec).

3. Het gezichtspunt van een vertelinstantie die objectief registreert (dramatic mode, camera-eye; vision du dehors).

Deze mogelijkheden kunnen in de loop van een verhaal, zelfs in kleinere tekstgedeelten, met elkaar gecombineerd worden. Met betrekking tot het ik-verhaal spreekt men ook van I-protagonist (een ik-personage dat over zichzelf vertelt) en I-witness (een ik-personage dat, als getuige, hoofdzakelijk over anderen vertelt). In termen van gezichtspunt ‘ziet’ de eerste vaak vanuit selective omniscience, de laatste vanuit een mengvorm van selective en editorial omniscience. Zie ook focus, focalisatie, verteller.

Literatuur: N. Friedman, ‘Point of View in Fiction’ in PMLA, 1955, pp. 1160-1184. F.K. Stanzel, Typische Formen des Romans, 1964. B. Uspensky, A Poetics of Composition, 1973. S. Ehrlich, Point of view: a linguistic analysis of literary style, 1990. T. Sasaki, ‘Towards a Systematic Description of Narrative Point of View: an examination of Chatman’s Theory’ in Language and Literature, 1994, pp. 125-138. D. McIntyre, Point of View in Plays, 2006.