Popliteratuur

1. Benaming voor een moeilijk af te bakenen groep literaire werken (lyriek, roman, drama), geproduceerd vanaf de late jaren 50 in Engeland en in de States. De naam popliteratuur en ook een aantal richtinggevende principes zijn afgeleid van de zgn. popart, die zich vooral in de plastische kunsten manifesteerde (bv. Andy Warhol). Pop is de afkorting van het Engelse ‘popular’. Met popliteratuur (resp. popart) wordt echter niet ‘populaire’ of triviale  literatuur (sien Triviaalliteratuur) (resp. kunst) bedoeld. Wel gaat het om teksten die graag vormen, stijlen, citaten, thema’s ontlenen aan de ‘populaire’ consumptiecultuur (misdaadromans, sciencefiction, strips, advertenties, televisie …); maar dit uit massaproductie afkomstige basismateriaal wordt op sterk vervreemdende wijze bewerkt (provocerend, nonsensicaal, vulgair, excentriek, primitief, enz.). Typische technieken daarbij zijn citaat, collage en readymade. Het gaat m.a.w. om een wat ambigu streven naar democratisering in de kunst, dat in elk geval een reactie impliceert tegen de traditionele elitaire kunst, die verworpen wordt als een inadequaat antwoord op de moderne wereld. Zie ook Camp.

Zoals andere vormen van tegen- of subcultuur is popliteratuur een zeer beweeglijk gegeven, dat zich snel aan historische verschuivingen en lokale toestanden aanpast. Bovendien worden in de popcultuur de artistieke grenzen opgeheven tussen literatuur, plastische kunsten, theater, muziek (bv. happening, performance*, festivals). Door die factoren is een concrete invulling van het begrip uitzonderlijk problematisch. In de context van de popliteratuur worden o.a. verschillende beatschrijvers genoemd, ook Liverpooldichters (cf. de Beatles) zoals R. McGough en B. Patten, zgn. jazzdichters zoals K. Rexroth of C. Logue, bepaalde auteurs van popsongs, enz. Op de Europese literaire avant-garde heeft de popcultuur (eigenlijk vooral de popart) alvast een stimulerende invloed uitgeoefend, in het bijzonder op de dichters van het Nieuw realisme en aanverwante stromingen. Een typische Nederlandse popdichter in het Amsterdam van de jaren 60 was Johnny the Selfkicker.

2. Voor er sprake was van popart, was ‘pop’ al lange tijd gebruikelijk als specificerend prefix en zelfs als zelfstandig naamwoord in de wereld van de muziek. Er worden grosso modo de twintigste-eeuwse muziekvormen mee aangeduid die zich door hun amusementswaarde en gerichtheid op een breder publiek, onderscheiden van meer elitaire genres. Hierdoor sluit de popmuziek, althans het best verkopende segment ervan, aan bij de triviale massacultuur waarvan de popartbewegingen zich precies willen onderscheiden. Toch blijft in de popmuziek permanent een subversief element van antiburgerlijkheid aanwezig (hippies, punks, rastafari’s, rap, hiphop) waardoor ze een raakvlak behoudt met popart en popcultuur.

De zgn. popsong werd tot dusver amper bestudeerd als literaire tekst, hoewel het hier om een bijzonder prominente vorm van (orale) literaire communicatie gaat, en heel wat ‘songwriters’ hun teksten (Eng. lyrics!) ook neergeschreven hebben in tekstboeken of bij cd’s. Vele songteksten blijken kenmerken van epigonale, triviale poëzie te vertonen: conventionele thematiek (adolescenten-problematiek, boy-meets-girl …), doorzichtige structuur, clichématige beeldspraak, dichterlijke vrijheden (sien Dichterlijke vrijheid)  als gevolg van rijmdwang of metrische dwang, allusies op literair gemeengoed (Romeo en Julia, ‘de wereld is een schouwtoneel’ …), schematische strofebouw, voorspelbare rijmen (walk/talk, you/me too …), eenvoudige metrische patronen, enz. Daarnaast kennen we echter ook tal van popsongs die, zoals het chanson, uitgesproken literaire aspiraties hebben (originele thematiek en formele uitwerking, intertekstualiteit, enz.) en om hun poëtische waarde bijzondere waardering genieten. ‘Singer-songwriters’ als Bob Dylan en Leonard Cohen kunnen hier vermeld worden. Zie ook Blues, spiritual.

Literatuur: J. Hermand, Pop International. Eine kritische Analyse, 1971. W. Faulstich, Rock – Pop – Beat – Folk, 1978.S. Bann, ‘Popart and Genre’ in New Literary History, 1993, pp. 115-124. W. Smulders, ‘Het einde van de modernistische poëtica: literaire pop-art in Nederland’ in Maatstaf, 1994, 10, pp. 4-31. R.N. Albert, An Annotated Bibliography of Jazz Fiction and Jazz Fiction Criticism, 1996. Th. Jung (red.), Alles nur Pop? Anmerkungen zur populären und Pop-Literatur seit 1990, 2002. Literatuur: Th. Ernst, Popliteratur, 20052. M. Steenmeijer (red.), Pop in literatuur, 2006.